Uitspraak
mr. D.H.J. Hooremanen
mr. B.S. Friedberg, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. R.J.W. Analbers, kantoorhoudende te Amsterdam,
[C],
mr. G.T.J. Hoff, kantoorhoudende te Haarlem.
Gerechtshof Amsterdam
Op 24 maart 2020 heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak met de nummers 200.261.542/01 en 02 OK. De zaak betreft een enquêteprocedure die was aangespannen door de besloten vennootschap [A] tegen de besloten vennootschap Museum Hotel B.V. en de belanghebbenden [B] en [C]. De procedure was gestart naar aanleiding van vermoedens van wanbeleid binnen Museum Hotel over de periode van 1 april 2007 tot en met 31 maart 2018. In eerdere beschikkingen had de Ondernemingskamer een onderzoek bevolen en onmiddellijke voorzieningen getroffen, waaronder de schorsing van [C] als bestuurder van Museum Hotel.
Echter, op 16 maart 2020 heeft Museum Hotel, vertegenwoordigd door mr. R.J.W. Analbers, het verzoek tot vaststelling van wanbeleid ingetrokken na het treffen van een minnelijke regeling met [A]. Dit werd gevolgd door een soortgelijke intrekking van het verzoek door [A] op 17 maart 2020, en instemming van de belanghebbenden [B] en [C] op 20 maart 2020. Gezien deze ontwikkelingen heeft de Ondernemingskamer geoordeeld dat de verzoeken tot vaststelling van wanbeleid niet verder beoordeeld hoeven te worden en heeft zij de verzoeken niet-ontvankelijk verklaard.
De Ondernemingskamer heeft tevens besloten de bij beschikking van 26 september 2018 getroffen onmiddellijke voorzieningen te beëindigen, met ingang van de datum van deze beschikking, en verklaarde deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De uitspraak werd gedaan door een collegiaal bestuur, met mr. M.M.M. Tillema als voorzitter, en is openbaar uitgesproken door mr. A.J. Wolfs.