ECLI:NL:GHAMS:2020:872

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 maart 2020
Publicatiedatum
18 maart 2020
Zaaknummer
200.263.121/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek voorlopig getuigenverhoor in appelzaak over aanrijding tussen fietsers

In deze zaak heeft [verzoeker] een verzoek ingediend voor een voorlopig getuigenverhoor in het kader van een aanhangige appelprocedure tegen de Provincie Noord-Holland en Achmea Schadeverzekeringen N.V. Het verzoek is gedaan naar aanleiding van een aanrijding op 29 augustus 2013, waarbij [verzoeker] als fietser letsel opliep na een botsing met een andere fietser. De Provincie is de wegbeheerder en Achmea is de WA-verzekeraar van de Provincie. Na een eerdere afwijzing van de vorderingen door de rechtbank, heeft [verzoeker] in hoger beroep een getuigenverhoor aangevraagd om meer bewijs te verzamelen over de toedracht van het ongeval. De Provincie en Achmea hebben geen verweer gevoerd tegen het verzoek. Het hof heeft geoordeeld dat het verzoek gegrond is op de wet en heeft besloten dat een voorlopig getuigenverhoor zal worden gehouden. De raadsheer-commissaris, mr. A.L.M. Keirse, is benoemd om het verhoor te leiden. Partijen zijn verzocht om hun verhinderdata door te geven en [verzoeker] moet stukken indienen die hij bij het verhoor wil gebruiken. De beschikking is op 17 maart 2020 uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.263.121/01
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 17 maart 2020
inzake
[verzoeker],
wonend te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat: mr. M.J. de Wit-Jansen te Etten-Leur,
tegen

1.PROVINCIE NOORD-HOLLAND,

zetelend te Haarlem,
2.
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
verweersters,
advocaat: mr. L. van den Ham-Leerkes te Apeldoorn.

1.Procesverloop

Partijen worden hierna [verzoeker] , de Provincie en Achmea genoemd.
[verzoeker] heeft bij verzoekschrift met bewijsstukken, ontvangen ter griffie van het hof op 24 juli 2019, het hof verzocht te bevelen dat – in het kader van een bij dit hof tussen partijen onder zaaknummer 200.272.809/01 aanhangige appelprocedure – een voorlopig getuigenverhoor zal worden gehouden.
Bij brief van 30 augustus 2019 hebben de Provincie en Achmea het hof laten weten tegen voormeld verzoek geen verweer te zullen voeren.
Partijen hebben afgezien van een mondelinge behandeling.
Vervolgens is de behandeling van de zaak gesloten. Uitspraak is (nader) bepaald op heden.

2.Beoordeling

2.1.
Samengevat en – voor zover in deze procedure van belang – gaat het in deze zaak om het volgende.
( a) Op 29 augustus 2013 is [verzoeker] als fietser in de gemeente Bloemendaal frontaal in botsing gekomen met een hem tegemoetkomende fietser, [A] (verder: [A] ). Ten gevolge van dit ongeval heeft [verzoeker] letsel opgelopen aan zijn rechter onderarm.
( b) De Provincie is de ter plaatse verantwoordelijke wegbeheerder. Achmea is de WA-verzekeraar van de Provincie.
( c) [verzoeker] heeft de Provincie en Achmea aansprakelijk gesteld voor de door hem als gevolg van het ongeval geleden en nog te lijden schade, welke aansprakelijkheid van de hand is gewezen.
( d) [verzoeker] heeft een rapport laten uitbrengen door [X] Ongevallenanalyse (verder: [X] ), Achmea door [Y] Verkeers Ongevallen Analyse (verder: MVOA). MVOA heeft in het kader van het door haar uitgevoerde onderzoek getuigen gehoord, onder anderen [A] , [B] (verder ook: de heer [B] ) en diens echtgenote (verder ook: mevrouw [B] ).
( e) Bij inleidende dagvaarding van 18 april 2018 heeft [verzoeker] de Provincie en Achmea gedaagd voor de rechtbank Noord-Holland en een verklaring voor recht gevorderd, kort gezegd, dat de Provincie primair op grond van art. 6:174 BW en subsidiair op grond van art. 6:162 BW aansprakelijk is jegens [verzoeker] en dat de Provincie en Achmea gehouden zijn de door [verzoeker] geleden en nog te lijden schade als gevolg van voormeld ongeval te vergoeden, op te maken bij staat, met rente en kosten, waaronder begrepen de kosten van het deskundigenbericht van [X] .
( f) Na verweer van de Provincie en Achmea heeft de rechtbank de vorderingen bij vonnis van 17 april 2019 afgewezen en [verzoeker] in de proceskosten verwezen.
( g) [verzoeker] is bij dagvaarding van 10 juli 2019 tegen voormeld vonnis in appel gekomen. De Provincie en Achmea zijn in dat geding, bekend onder zaaknummer 200.272.809/01, verschenen. Er is in die zaak nog niet van grieven gediend.
2.2.
Mede omdat de rechtbank in het bestreden vonnis naar zijn oordeel te veel waarde heeft gehecht aan de in het rapport van MVOA vervatte getuigenverklaringen van [A] en de heer en mevrouw [B] , wenst [verzoeker] thans in het door hem verzochte voorlopig getuigenverhoor de navolgende getuigen te horen over de toedracht van het ongeval: zichzelf, [A] , de heer en mevrouw [B] en [C] , van wie hij in eerste aanleg een WhatsApp bericht heeft overgelegd.
2.3.
Het verzoek is, als gegrond op de wet (art. 186 lid 2 Rv) en overigens door de Provincie en Achmea niet weersproken, toewijsbaar als na te melden.
2.4.
Op eenparig verzoek van partijen heeft het hof voormelde appelprocedure op de slaaprol geplaatst in afwachting van de resultaten van de bewijslevering.

3.Beslissing

Het hof:
beveelt dat een voorlopig getuigenverhoor zal worden gehouden met betrekking tot de in het verzoekschrift genoemde feiten, zulks ten overstaan van mr. A.L.M. Keirse, die daartoe wordt benoemd tot raadsheer-commissaris, op een nader te bepalen tijdstip in het Paleis van Justitie, IJdok 20 te Amsterdam;
bepaalt dat als getuigen zullen worden gehoord:
  • [verzoeker] ;
  • [A] ;
  • [B] ,
  • de echtgenote van [B] ;
  • [C] ;
bepaalt dat partijen binnen twee weken na heden schriftelijk het enquêtebureau van het hof hun verhinderdata voor de maanden mei, juni en juli 2020 doen weten;
bepaalt dat [verzoeker] uiterlijk veertien dagen voor de datum van het voorlopig getuigenverhoor afschriften van (nog niet in deze procedure overgelegde) stukken waarvan hij zich bij dat verhoor wenst te bedienen, aan het enquêtebureau van dit hof ter attentie van de raadsheer-commissaris en aan de wederpartij zal dan toekomen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.A. Haanappel-van der Burg, R.J.M. Smit en G.C. Boot en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2020.