Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[X] SR.,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
Samengevat, en voor zover in dit hoger beroep van belang, komen de feiten neer op het volgende:
Ergens tussen 1985 en 1990 is aan de zijkant van het perceel van [X] c.s. een dam aangelegd over een watergang. Deze dam is een uitweg naar de openbare weg (hierna: de uitweg).
“(…)De situatie met betrekking tot het mogelijk te voeren kort geding heb ik met een inmiddels ingeschakelde advocaat besproken.Hierbij bericht ik u dat de heren [X] , ter voorkoming van het kort geding, bereid zijn om de toegang naar het perceel [perceel] , sectie [sectie] nummer [nummer] [het hof begrijpt [nummer] ] NIET AF TE SLUITEN, totdat een bodemrechter eventueel anders zal hebben bepaald. Dit wel onder de voorwaarde dat de bodemprocedure uiterlijk 23 januari 2019 wordt aangebracht bij de bevoegde rechtbank.(…)”
3.Beoordeling
[X] c.s. hebben in eerste aanleg in reconventie - samengevat - gevorderd dat de voorzieningenrechter zal bepalen dat [Y] binnen twee weken na het te wijzen vonnis, zonder dat betekening nodig zal zijn, een dagvaarding voor een bodemprocedure zal aanbrengen bij de bevoegde rechtbank, met de bepaling dat, wanneer [Y] dit nalaat, het [X] c.s. vrijstaat om [Y] , althans haar huurder, te verbieden en te beletten gebruik te maken van de uitweg.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de aan de toezegging verbonden voorwaarde, heeft de voorzieningenrechter de vordering in reconventie kunnen toewijzen. Daaraan doet niet af dat de eventuele bewijslastverdeling in de bodemprocedure daartoe niet redengevend kan zijn. De stelling van [Y] dat de voorzieningenrechter daarmee eigenrichting door [X] c.s. heeft gelegitimeerd, volgt het hof niet. Ook in reconventie is [Y] bij deze stand van zaken terecht in de proceskosten veroordeeld.
Het hof verwerpt ten slotte (de strekking van) het betoog van [Y] dat zij al kosten voor de kortgedingprocedure had gemaakt en dat de datum voor de zitting al was bepaald toen [X] c.s. hadden toegezegd de uitweg niet te zullen afsluiten. Een spoedeisend belang kan daaraan niet worden ontleend en [Y] had desgewenst de reeds gemaakte kosten in de bodemprocedure kunnen meenemen.
Het voorgaande brengt mee dat de door [Y] opgeworpen grieven falen.