Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
– uitvoerbaar bij voorraad – kort gezegd alsnog haar vorderingen, voor zover in eerste aanleg afgewezen, alsmede een voor het eerst in appel ingestelde vordering (alsnog) zal toewijzen en de vorderingen van [geïntimeerde] , voor zover in eerste aanleg toegewezen, alsnog zal afwijzen, met beslissing over de proceskosten, met nakosten.
2.De feiten
3.De beoordeling
c. In 1979 was de eigendom van de percelen A, B en C in een hand, te weten van [S] (hierna: [S] ) en zijn echtgenote [H] (hierna: [H] ). Zij hebben perceel C verkocht en bij akte van 22 augustus 1979 geleverd aan [K] B.V. (hierna: [K] ). Daarbij is ten laste van perceel C en ten behoeve van de percelen A en B de volgende, in artikel 7 (aanhef en onder a) van deze akte opgenomen, erfdienstbaarheid gevestigd:
ten laste van het bij deze verkochte en ten behoeve van het de verkoper in eigendom verblijvende kadastrale perceel [perceel A] ( [b-straat] 3)(hof: thans perceel A)
, en ten behoeve van de bovenwoning [a-straat] 2, deel uitmakende van het de verkoper in eigendom verblijvende gedeelte van [perceel B](hof: thans perceel B)
, de erfdienstbaarheid van in-, uit- en doorgang van en naar [a-straat] op de wijze zoals thans door de bewoners van die percelen geschiedt.d. Na verloop van tijd zijn de percelen C en A beide aan Woonstichting St. Willibrordus (hierna: Willibrordus) verkocht. Perceel C is bij akte van 18 mei 2001 en perceel A bij akte van 2 september 2002 aan Willibrordus geleverd. In deze leveringsaktes is voor wat betreft bestaande dan wel bekende erfdienstbaarheden verwezen naar eerdergenoemde leveringsakte van 22 augustus 1979 waarbij artikel 7 aanhef en onder a van deze akte is geciteerd.
e. Perceel A is vervolgens verkocht en bij akte van 14 januari 2011 geleverd aan [geïntimeerde] . Perceel C is na verkoop en levering bij akte van 30 juni 2015 in handen van [appellante] gekomen. Perceel B is nog steeds eigendom van (na het overlijden van [S] alleen nog) [H] .
4.4. De beslissing
€ 500,- per dag, met een maximum van € 10.000,-, voor elke dag dat [geïntimeerde] niet aan deze veroordeling voldoet;
€ 500,- per dag, met een maximum van € 10.000,-, voor elke dag dat [geïntimeerde] niet aan deze veroordeling voldoet;