Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
Het eigen werk is niet passend en ook niet passend te maken omdat betrokkene beperkt is in het concentreren van de aandacht, het herinneren en werken onder tijdsdruk. Het eigen werk is niet passend te maken.
Bij de eigen werkgever is geen passend ander werk voorhanden omdat in alle administratieve functies op haar niveau eisen aan concentratievermogen en herinneren worden gesteld. In magazijnwerk wordt de fysieke belastbaarheid overschreden op de aspecten lopen, tillen/dragen.
In deze fase van het verzuim is het in het kader van de Wet verbetering poortwachter noodzakelijk om re-integratie Spoor-2 begeleiding in te zetten.
3.Beoordeling
grieven I tot en met XIIhebben betrekking op het oordeel van de kantonrechter dat Crocs niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, en op de afwijzing van de verzoeken van [appellante] tot toekenning van een billijke vergoeding op de voet van artikel 7:682 lid 1 sub c BW en een immateriële schadevergoeding. Met
grief XIIIklaagt [appellante] over de afwijzing van haar verzoek tot vergoeding van kosten voor medische zorg en medicatie die niet door de zorgverzekeraar zijn vergoed.
Grief XIVbeoogt het geschil in volle omvang voor te leggen. Met de
grieven XV en XVIheeft [appellante] haar verzoek vermeerderd in die zin dat zij in hoger beroep aanspraak maakt op een schadevergoeding op grond van artikel 7:611 BW en op een vergoeding van haar reiskosten en medische kosten gedurende haar arbeidsongeschiktheid. Crocs heeft verweer gevoerd.
grieven I tot en met XIfalen.
grief XIIkomt [appellante] op tegen de afwijzing door de kantonrechter van het verzoek tot toekenning van een immateriële schadevergoeding wegens schending van haar privacy. Voor zover dit verzoek is gebaseerd op het gestelde ernstig verwijtbaar handelen van Crocs is om dezelfde reden geen plaats voor toewijzing daarvan. [appellante] heeft bovendien onvoldoende aangevoerd om aan te nemen dat haar privacy is geschonden door het onderzoek van [X] . De enkele stelling van [appellante] dat de inschakeling van [X] door Crocs onnodig en ongegrond is geweest, volstaat niet. Voorts schrijft de gemachtigde van [appellante] in haar e-mail van 4 oktober 2016 dat [appellante] “niet de persoon is die in het rapport is gevolgd noch zijn de plaatsen waar deze vrouw zich heeft bevonden bekend voor cliënte.” Uit het verslag van de bevindingen van [X] van 6 september 2016 blijkt dat een van de medewerkers van [X] slechts eenmaal het woonadres van [appellante] heeft geobserveerd, zonder resultaat, en dat alle overige bevindingen en foto’s betrekking hebben op een andere persoon en een onbekende woning. Gelet op de beperkte reikwijdte van het onderzoek en de omstandigheid dat dit onderzoek achteraf bezien is uitgevoerd ten aanzien van een andere persoon, kan niet worden gezegd dat sprake is van een inbreuk op het recht op privacy van [appellante] . Deze grief faalt.
grief XV) nog slechts het volgende ten grondslag is gelegd. Crocs heeft gehandeld in strijd met het goed werkgeverschap door [appellante] op 4 juni 2013 een officiële waarschuwing te geven omdat zij tijdens een huisbezoek van de Arbodienst naar aanleiding van haar ziekmelding na het auto-ongeval van 12 mei 2013 niet thuis bleek te zijn, en door deze waarschuwing – ondanks de daarna door [appellante] gegeven uitleg – niet in te trekken. Daarnaast heeft Crocs zich niet als goed werkgever gedragen door [appellante] op 15 oktober 2015, derhalve slechts twee weken nadat zij was teruggekeerd van zwangerschapsverlof, een voorstel tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst te doen, door de relevante stukken in het kader van de Wet Verbetering Poortwachter te laat en onjuist op te stellen en door na te laten de door de bedrijfsarts vastgestelde marginale mogelijkheden in het eerste spoor te benutten. Ten slotte meent [appellante] dat Crocs ook heeft gehandeld in strijd met het goed werkgeverschap door het uitoefenen van machtsvertoon, het niet luisteren naar en serieus nemen van de klachten van [appellante] , het niet ingaan op voorstellen van [appellante] met betrekking tot haar herstel, het hebben van argwaan ten aanzien van de arbeidsongeschiktheid van [appellante] en het informeren van de bedrijfsarts over vrijstelling van werkzaamheden en het einde van het dienstverband. Op grond hiervan maakt [appellante] aanspraak op een vergoeding ten bedrage van € 100.000,-.
grief XIII) en tot vergoeding van in totaal € 4.312,91 netto, bestaande uit reiskosten van € 589,21 en expertisekosten van WPEX van € 2.408,30 en Lechner Consult van € 1.315,40 (
grief XVI), oordeelt het hof als volgt. Voor zover [appellante] hiermee heeft bedoeld aanspraak te maken op vergoeding van redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW, komen deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking nu is geoordeeld dat voor toekenning van een billijke vergoeding en een schadevergoeding op grond van artikel 7:611 BW geen plaats is.
grief IIvan Crocs faalt.