ECLI:NL:GHAMS:2020:724

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 maart 2020
Publicatiedatum
10 maart 2020
Zaaknummer
23-002565-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was op 1 mei 2018 bij verstek veroordeeld in een strafzaak, waarbij de dagvaarding op 29 maart 2018 aan een huisgenoot was uitgereikt. Het verstekvonnis werd op 28 mei 2018 door een schriftelijk gemachtigde opgehaald. Het hof oordeelde dat de verdachte op de hoogte was van de einduitspraak van de politierechter, zoals vereist door artikel 408 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor had de verdachte binnen veertien dagen na 28 mei 2018 hoger beroep moeten instellen. Aangezien de verdachte pas op 17 juli 2018 hoger beroep heeft ingesteld, was dit buiten de gestelde termijn. Het hof concludeerde dat er geen omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. Daarom werd de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het door haar ingestelde hoger beroep.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002565-18
datum uitspraak: 23 januari 2020
TEGENSPRAAK(gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 1 mei 2018 in de strafzaak onder parketnummer
13-084216-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
adres: [adres].

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
23 januari 2020.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is in eerste aanleg gedagvaard om op 1 mei 2018 te verschijnen ter terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De dagvaarding voor de inhoudelijke behandeling is op
29 maart 2018 aan een huisgenoot uitgereikt.
De verdachte is vervolgens op 1 mei 2018 bij vonnis van de politierechter bij verstek veroordeeld.
Het verstekvonnis is blijkens de akte van uitreiking op 28 mei 2018 door een schriftelijk gemachtigde (ook [verdachte] genaamd) afgehaald bij de afhaallocatie in Zaandam. Naar het oordeel van het hof kan deze handeling worden aangemerkt als een omstandigheid waaruit voortvloeit dat de verdachte met de einduitspraak van de politierechter bekend is geraakt, als bedoeld in het bepaalde van artikel 408 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering.
Dit betekent dat binnen veertien dagen na 28 mei 2018 de verdachte hoger beroep had moeten instellen. Nu de verdachte pas op 17 juli 2018 hoger beroep heeft doen instellen, is dat buiten de termijn van veertien dagen gedaan. Niet is gebleken van enige omstandigheid op grond waarvan deze termijnoverschrijding verschoonbaar kan worden geacht. De verdachte dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard in het door haar ingestelde hoger beroep.

BESLISSING

Het hof verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.L. Bruinsma, mr. A.P.M. van Rijn en mr. M. Jurgens, in tegenwoordigheid van
mr. L. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 januari 2020.