ECLI:NL:GHAMS:2020:724
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep wegens termijnoverschrijding
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was op 1 mei 2018 bij verstek veroordeeld in een strafzaak, waarbij de dagvaarding op 29 maart 2018 aan een huisgenoot was uitgereikt. Het verstekvonnis werd op 28 mei 2018 door een schriftelijk gemachtigde opgehaald. Het hof oordeelde dat de verdachte op de hoogte was van de einduitspraak van de politierechter, zoals vereist door artikel 408 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor had de verdachte binnen veertien dagen na 28 mei 2018 hoger beroep moeten instellen. Aangezien de verdachte pas op 17 juli 2018 hoger beroep heeft ingesteld, was dit buiten de gestelde termijn. Het hof concludeerde dat er geen omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. Daarom werd de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het door haar ingestelde hoger beroep.