ECLI:NL:GHAMS:2020:637

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 februari 2020
Publicatiedatum
3 maart 2020
Zaaknummer
13-026590-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beschikking voorlopige hechtenis en verzoek tot schorsing

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 februari 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in Turkije in 1968 en thans verblijvende in het huis van bewaring Justitieel Complex Zaanstad, had hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 10 februari 2020. Deze beschikking hield een bevel tot gevangenhouding in en wees het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af.

Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam van 11 februari 2020. Tijdens de zitting heeft het hof de advocaat-generaal en de verdachte gehoord, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. H. Palanciyan. De verdediging voerde aan dat de gezondheidstoestand van de verdachte zodanig was dat schorsing van de voorlopige hechtenis gerechtvaardigd was.

Het hof heeft echter geoordeeld dat, hoewel er medische klachten zijn, deze niet van dien aard zijn dat schorsing van de voorlopige hechtenis gerechtvaardigd is. Bovendien is niet gebleken dat de medische zorg in het huis van bewaring ontoereikend is. Het hof heeft het verzoek tot schorsing afgewezen en het beroep tegen de beschikking van de rechtbank verworpen. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het hof, onder leiding van voorzitter mr. F.A. Hartsuiker, en de raadsheren mrs. M.L. Leenaers en A.E. Kleene-Krom, in aanwezigheid van de griffiers mr. D. de Jong en B. Berberoglu.

Uitspraak

13-026590-20
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedag] 1968,
wonende te [adres],
thans verblijvende in het huis van bewaring Justitieel Complex Zaanstad te Westzaan,
tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 10 februari 2020, houdende bevel tot zijn gevangenhouding en afwijzing van het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam van 11 februari 2020, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld tegen voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsvrouw mr. H. Palanciyan, waarnemend voor mr. G. Palanciyan.

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep en de gronden waarop deze berust.
Met betrekking tot het door de verdachte gedane verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis geldt dat dit verzoek moet worden afgewezen. Namens de verdachte is aangevoerd dat met name zijn gezondheidstoestand van dien aard is dat een schorsing in de rede ligt. Het hof is van oordeel dat uit het dossier blijkt van medische klachten, maar dat die niet van dien aard zijn dat deze een schorsing rechtvaardigen en niet is gebleken dat de medische zorg in het huis van bewaring op dit moment ontoereikend is.
Dat de verdachte mogelijk zijn WAO-uitkering verliest, maakt dit oordeel niet anders.

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven op 26 januari 2020 in raadkamer van dit hof door
mr. F.A. Hartsuiker, voorzitter,
mrs. M.L. Leenaers en A.E. Kleene-Krom, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. de Jong en B. Berberoglu als griffiers.
13-026590-20
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 26 januari 2020,
de advocaat-generaal