ECLI:NL:GHAMS:2020:637
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen beschikking voorlopige hechtenis en verzoek tot schorsing
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 februari 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in Turkije in 1968 en thans verblijvende in het huis van bewaring Justitieel Complex Zaanstad, had hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 10 februari 2020. Deze beschikking hield een bevel tot gevangenhouding in en wees het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af.
Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam van 11 februari 2020. Tijdens de zitting heeft het hof de advocaat-generaal en de verdachte gehoord, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. H. Palanciyan. De verdediging voerde aan dat de gezondheidstoestand van de verdachte zodanig was dat schorsing van de voorlopige hechtenis gerechtvaardigd was.
Het hof heeft echter geoordeeld dat, hoewel er medische klachten zijn, deze niet van dien aard zijn dat schorsing van de voorlopige hechtenis gerechtvaardigd is. Bovendien is niet gebleken dat de medische zorg in het huis van bewaring ontoereikend is. Het hof heeft het verzoek tot schorsing afgewezen en het beroep tegen de beschikking van de rechtbank verworpen. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het hof, onder leiding van voorzitter mr. F.A. Hartsuiker, en de raadsheren mrs. M.L. Leenaers en A.E. Kleene-Krom, in aanwezigheid van de griffiers mr. D. de Jong en B. Berberoglu.