ECLI:NL:GHAMS:2020:632

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 februari 2020
Publicatiedatum
3 maart 2020
Zaaknummer
15-086285-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot schorsing voorlopige hechtenis in hoger beroep met bijzondere persoonlijke omstandigheden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 februari 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in Spanje in 1943 en thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Lelystad, had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, die op 5 februari 2020 het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis had afgewezen. Tijdens de behandeling in raadkamer heeft de raadsvrouw van de verdachte een mondeling verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis ingediend, waarbij zij stelde dat de verdachte op medische gronden detentieongeschikt zou zijn.

Het hof heeft de relevante stukken en het Pro Justitia rapport van 27 januari 2020 bestudeerd, waarin werd aangegeven dat het onwenselijk was de verdachte langer in detentie te houden en dat terugkeer naar Spanje voor geriatrische behandeling geïndiceerd was. Echter, het hof oordeelde dat deze medische omstandigheden niet voldoende onderbouwd waren om te concluderen tot detentieongeschiktheid. Het hof benadrukte dat er ernstige bezwaren waren tegen de verdachte in verband met een zeer ernstig feit en dat er sprake was van een geschokte rechtsorde. Schorsing van de voorlopige hechtenis zou alleen mogelijk zijn bij zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden, maar het hof oordeelde dat deze omstandigheden niet aanwezig waren.

Het verzoek tot schorsing werd afgewezen, mede omdat er geen adequate overdracht en opvang in Spanje voor de verdachte was aangetoond. Het hof heeft de raadsvrouw en het openbaar ministerie aangeraden om de mogelijkheden voor een verantwoorde overdracht te onderzoeken. De beschikking van het hof was dus om het beroep tegen de bestreden beschikking af te wijzen, evenals het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Spanje) op [geboortedag] 1943,
zonder bekende woon-of verblijfplaats in Nederland,
thans verblijvende in het huis van bewaring Penitentiaire Inrichting Lelystad te Lelystad,
tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem van 5 februari 2020, voor zover houdende afwijzing van het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem van 5 februari 2020, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld tegen voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsvrouw mr. A.A. Bloemberg.
Bij de behandeling in raadkamer heeft de raadsvrouw namens de verdachte een mondeling schorsingsverzoek gedaan.

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en de gronden waarop deze berust.
Het hof is van oordeel dat de situatie als bedoeld in artikel 67a, derde lid, Sv zich thans niet voordoet.
De stelling dat de verdachte op medische gronden detentie ongeschikt zou zijn is onvoldoende aan de hand van medische stukken onderbouwd. Weliswaar is in het Pro Justitia rapport van 27 januari 2020 aangegeven dat het gezien het toestandsbeeld van de verdachte onwenselijk is de verdachte langer in detentie te houden en dat terugkeer naar Spanje om daar geriatrische behandeling te krijgen is geïndiceerd, maar het hof vat dit anders de door de raadsvrouw gesteld, niet op als detentieongeschiktheid van de verdachte.
Met betrekking tot het door de verdachte mondeling gedane verzoek tot schorsing overweegt het hof dat er sprake is van ernstige bezwaren ter zake van een zeer ernstig feit en een geschokte rechtsorde. Onder die omstandigheden kan van een schorsing alleen sprake zijn als zich zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden voordoen. Hoewel het hof in het dossier en het verhandelde in raadkamer bijzondere medische omstandigheden ziet, acht het hof een schorsing op dit moment niet verantwoord. Niet gebleken is van adequate overdracht en opvang in Spanje van de verdachte. De enkele verklaring van [naam] acht het hof daartoe onvoldoende. Het schorsingsverzoek wordt om die reden afgewezen.
Het hof geeft de raadsvrouw en het openbaar ministerie in overweging om de mogelijkheden van een verantwoorde overdracht te onderzoeken, al dan niet met tussenkomst van de reclassering.
De beslissing
Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 26 februari 2020 in raadkamer van dit hof door
mr. F.A. Hartsuiker, voorzitter,
mrs. M.L. Leenaers en A.E. Kleene-Krom, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. de Jong en B. Berberoglu als griffiers.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 26 februari 2020,
de advocaat-generaal