ECLI:NL:GHAMS:2020:561

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 februari 2020
Publicatiedatum
25 februari 2020
Zaaknummer
23-000302-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis en niet-ontvankelijkheid hoger beroep tegen vrijspraak in strafzaak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 11 januari 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in Casablanca (Marokko) in 1982, was in eerste aanleg vrijgesproken van de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 13-702872-18. Het hoger beroep was door de verdachte ingesteld, maar was ook gericht tegen de vrijspraak. Het hof heeft vastgesteld dat, volgens artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering, er geen hoger beroep openstaat tegen een beslissing tot vrijspraak. Daarom heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met inachtneming van de eerdergenoemde overwegingen. De uitspraak is gedaan na onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 23 januari 2020, waarbij het hof ook kennis heeft genomen van de vordering van de advocaat-generaal, die bevestiging van het vonnis had gevorderd. De beslissing van het hof is uitgesproken in een openbare zitting, waarbij de meervoudige strafkamer aanwezig was.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000302-19
datum uitspraak: 6 februari 2020
TEGENSPRAAK (na aanhouding raadsvrouw niet-gemachtigd)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 11 januari 2019 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-702872-18 (zaak A) en 13-706001-19 (zaak B) tegen
[verdachte],
geboren te Casablanca (Marokko) op [geboortedatum] 1982,
adres: [adres].

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de politierechter in de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem in de zaak met parketnummer 13-702872-18 onder 2 (zaak A) is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 januari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak ter zake van het onder 2 ten laste gelegde (zaak A).

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-702872-18 onder 2 ten laste gelegde.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. J.L. Bruinsma en mr. M. Jurgens, in tegenwoordigheid van
mr. D. de Jong, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
6 februari 2020.
=========================================================================
[…]
.