ECLI:NL:GHAMS:2020:558

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 februari 2020
Publicatiedatum
25 februari 2020
Zaaknummer
23-001600-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 19 april 2019. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met de exploitatie van een hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit. Het openbaar ministerie had in eerste aanleg gevorderd dat de betrokkene een bedrag van € 52.706,00 aan de Staat zou betalen, maar deze vordering werd in eerste aanleg verlaagd naar € 8.040,00. De rechtbank Noord-Holland had de betrokkene veroordeeld voor het exploiteren van een hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit, en had hem de verplichting opgelegd tot betaling van € 43.981,60 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen beide vonnissen. Tijdens de zitting in hoger beroep op 6 februari 2020 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de betrokkene en zijn raadsman. Het hof heeft geoordeeld dat de betrokkene opnieuw schuldig is aan het exploiteren van een hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit, maar heeft hem vrijgesproken van het medeplegen van deze feiten.

Het hof heeft het vonnis waarvan beroep bevestigd, wat betekent dat de eerdere veroordeling en de opgelegde betalingsverplichting aan de Staat in stand blijven. Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het gerechtshof op 20 februari 2020.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001600-19
datum uitspraak: 20 februari 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 19 april 2019 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer 15-189118-18 tegen de betrokkene
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1951,
adres: [adres].

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de betrokkene de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van € 52.706,00. Deze vordering is in eerste aanleg verlaagd naar € 8.040,00.
De betrokkene is bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 19 april 2019 – kort gezegd – veroordeeld ter zake van het exploiteren van een hennepkwekrij en diefstal van elektriciteit.
Voorts heeft de rechtbank Noord-Holland bij vonnis van 19 april 2019 de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 43.981,60 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen beide vonnissen.
De betrokkene is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van heden andermaal veroordeeld ter zake van – kort gezegd – het exploiteren van een hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit. Ter zake van het hem in hoger beroep eveneens ten laste gelegde medeplegen is hij vrijgesproken.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
6 februari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de betrokkene en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.R.O Mooy, mr. J.L. Bruinsma en mr. M. Jurgens, in tegenwoordigheid van
mr. S.W.H. Bootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
20 februari 2020.
mr. A.R.O. Mooy is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]