Op 21 februari 2020 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1964, had een grote hoeveelheid medicijnen ingevoerd zonder de vereiste vergunning. De zaak kwam ter terechtzitting in hoger beroep op 7 februari 2020, waar de verdachte en zijn raadsman pleitten voor vrijspraak op basis van het argument dat de invoer voor eigen gebruik was. De verdediging stelde dat artikel 18 lid 6 van de Geneesmiddelenwet in strijd was met het lex certa-beginsel, omdat het onduidelijk was welke hoeveelheid als 'eigen gebruik' werd beschouwd. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de verdachte niet had aangetoond dat de medicijnen voor eigen gebruik waren. De verdachte had wisselende verklaringen afgelegd en de hoeveelheid pillen was te groot om als eigen gebruik te worden aangemerkt.
De economische politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,-, waarvan € 500,- voorwaardelijk. De advocaat-generaal vorderde een hogere boete van € 2.500,-, met een voorwaardelijk deel van € 1.000,-. Het hof oordeelde dat de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, een hogere straf rechtvaardigden. Het hof legde een geldboete op van € 2.500,- en 35 dagen hechtenis, met een voorwaardelijk deel van € 2.000,-. De beslissing over de in beslag genomen pillen werd niet behandeld, omdat de verdachte al afstand had gedaan van deze goederen. Het hof bevestigde het vonnis voor het overige, maar vernietigde het vonnis ten aanzien van de strafoplegging.