ECLI:NL:GHAMS:2020:536

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 februari 2020
Publicatiedatum
21 februari 2020
Zaaknummer
23-001247-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invoer van grote hoeveelheden medicijnen zonder vergunning; beoordeling van eigen gebruik

Op 21 februari 2020 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1964, had een grote hoeveelheid medicijnen ingevoerd zonder de vereiste vergunning. De zaak kwam ter terechtzitting in hoger beroep op 7 februari 2020, waar de verdachte en zijn raadsman pleitten voor vrijspraak op basis van het argument dat de invoer voor eigen gebruik was. De verdediging stelde dat artikel 18 lid 6 van de Geneesmiddelenwet in strijd was met het lex certa-beginsel, omdat het onduidelijk was welke hoeveelheid als 'eigen gebruik' werd beschouwd. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de verdachte niet had aangetoond dat de medicijnen voor eigen gebruik waren. De verdachte had wisselende verklaringen afgelegd en de hoeveelheid pillen was te groot om als eigen gebruik te worden aangemerkt.

De economische politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,-, waarvan € 500,- voorwaardelijk. De advocaat-generaal vorderde een hogere boete van € 2.500,-, met een voorwaardelijk deel van € 1.000,-. Het hof oordeelde dat de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, een hogere straf rechtvaardigden. Het hof legde een geldboete op van € 2.500,- en 35 dagen hechtenis, met een voorwaardelijk deel van € 2.000,-. De beslissing over de in beslag genomen pillen werd niet behandeld, omdat de verdachte al afstand had gedaan van deze goederen. Het hof bevestigde het vonnis voor het overige, maar vernietigde het vonnis ten aanzien van de strafoplegging.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001247-19
datum uitspraak: 21 februari 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 21 maart 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-114256-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1964,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
7 februari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van strafoplegging -in zoverre zal het vonnis worden vernietigd- en met dien verstande dat het hof de verweren in hoger beroep zal bespreken.

Bespreking van ter terechtzitting gevoerde verweren

De verdediging heeft ter zitting in hoger beroep aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken en heeft in verband daarmede het volgende gesteld. Artikel 18 lid 6 van de Geneesmiddelenwet is in strijd met het lex certa-beginsel nu de wijze waarop hier invulling aan wordt gegeven te vaag en onbestemd is. Niet duidelijk is welke hoeveelheid als ‘eigen gebruik’ wordt gehanteerd en hoe dit begrip wordt ingevuld. De verdediging heeft verder aangevoerd dat de verdachte de pillen slechts voor eigen gebruik uit China heeft meegenomen.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Uit artikel 18, zesde lid, van de Geneesmiddelenwet volgt dat het verbod om zonder vergunning geneesmiddel in te voeren, niet van toepassing is als de geneesmiddelen kennelijk bestemd zijn voor eigen gebruik door de persoon die de desbetreffende geneesmiddelen vervoert. Degene die de medicijnen invoert moet zelf kunnen aantonen dat deze voor eigen gebruik zijn, bijvoorbeeld middels een medische verklaring. Dit staat ook duidelijk uitgelegd op de site [website]. Dat geen norm is gesteld welke hoeveelheid als eigen gebruik wordt gehanteerd, betekent niet dat artikel 18 lid 6 van de Geneesmiddelenwet in strijd is met het lex certa-beginsel. De verdachte dient aan te tonen, dan wel aannemelijk te maken, dat hij de medicijnen voor eigen gebruik bij zich had.
Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte niet aannemelijk gemaakt dat hij, gelet op zijn wisselende verklaringen en op de zeer aanzienlijke hoeveelheid van de door hem ingevoerde pillen, de medicijnen voor eigen gebruik bij zich had.

Oplegging van straf

De economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,-, waarvan € 500,- voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een betalingstermijn van 10 maandelijkse termijnen van € 50,- .
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 2.500,- (subsidiair 35 dagen vervangende hechtenis) waarvan € 1.000,- voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de invoer van diverse soorten pillen, zonder dat hij over de daarvoor vereiste vergunning beschikte. De door verdachte ingevoerde hoeveelheid pillen is bovendien zodanig dat moet worden aangenomen dat deze bestemd waren voor verdere verspreiding en handel. Zoals bekend, gaat de verspreiding van en handel in illegale middelen vaak gepaard met andere vormen van criminaliteit. Met deze ongecontroleerde verspreiding, waarbij slechts financieel gewin een rol speelt, wordt bovenal de volksgezondheid in gevaar gebracht.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte passend en geboden. Het hof ziet, mede vanwege de bepekte financiële middelen van de verdachte, aanleiding een deel hiervan voorwaardelijk op te leggen, hetgeen de verdachte er tevens van moet weerhouden in de toekomst strafbare feiten te begaan.
Beslag
De verdediging heeft verzocht om teruggave van de onder de verdachte in beslag genomen pillen. In het dossier bevindt zich een formulier waaruit blijkt dat de verdachte al bij zijn aanhouding afstand heeft gedaan van de in beslag genomen pillen (zie het door de verdachte ondertekende “Bewijs van inname/overdachte goederen”). Het hof zal dan ook geen beslissing nemen over de inbeslaggenomen pillen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 18 van de Geneesmiddelenwet.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
35 (vijfendertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot
€ 2.000,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. N.A. Schimmel en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van mr. M.C.W. van der Voort, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 februari 2020.
Mr. van Die is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]