ECLI:NL:GHAMS:2020:533

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 februari 2020
Publicatiedatum
21 februari 2020
Zaaknummer
23-002826-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietige dagvaarding in hoger beroep wegens gebrekkige betekening aan verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 19 juli 2019. De zaak betreft een verdachte, geboren in Polen, die zonder vaste woon- of verblijfplaats is. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, maar de dagvaarding voor de terechtzitting in hoger beroep bleek nietig te zijn. Dit kwam doordat de dagvaarding niet op de juiste wijze was betekend aan de verdachte. De dagvaarding was getracht te betekenen aan een adres dat niet bestond, en er was geen bewijs dat een afschrift van de dagvaarding naar het adres van de verdachte in Polen was verzonden, zoals vereist door de wet.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte ten tijde van de betekening niet gedetineerd was en dat hij sinds 31 augustus 2017 ingeschreven stond op een adres in Polen. De dagvaarding had op de voorgeschreven wijze aan de verdachte betekend moeten worden, maar dit was niet gebeurd. Hierdoor kon de verdachte niet op de terechtzitting verschijnen, wat leidde tot de conclusie dat de dagvaarding nietig verklaard moest worden. Het hof heeft derhalve de dagvaarding in hoger beroep nietig verklaard, wat betekent dat de zaak niet verder behandeld kan worden.

De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters A.M.P. Geelhoed, I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en M.J. Dubelaar aanwezig waren. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffiers R.L. Vermeulen en T.M.A.D. de Lanoy. Mr. M.J. Dubelaar was buiten staat om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002826-19
datum uitspraak: 7 februari 2020
NIET VERSCHENEN (raadsman niet gemachtigd)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 19 juli 2019 in de strafzaak onder de parketnummers 13-684036-19 en
13-237946-18 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1981,
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
laatst opgegeven verblijfadres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
7 februari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.

Geldigheid van de dagvaarding in hoger beroep

Blijkens de akte van uitreiking is getracht de dagvaarding in hoger beroep te betekenen aan het adres [adres 1]. De dagvaarding is niet uitgereikt, omdat de in de adressering aangegeven woning niet bestaat. Vervolgens is de dagvaarding uitgereikt aan de griffie van de rechtbank Amsterdam.
De verdachte heeft in het verhoor bij de rechter-commissaris, blijkens het proces-verbaal daarvan, te kennen gegeven dat hij verblijft op de [adres 1]. Er zijn geen omstandigheden die erop wijzen dat dit adres als achterhaald moet worden beschouwd. Daarom moet dit adres als de laatst door de verdachte opgegeven feitelijke woon- of verblijfplaats worden beschouwd en had de betekening van de dagvaarding aan dit adres hebben moeten plaatsvinden.
De verdachte was ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding niet gedetineerd. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de informatiestaat SKDB-persoon staat de verdachte sinds 31 augustus 2017 in de Basisregistratie Personen ingeschreven op een adres in Polen, te weten [adres 2]. Niet is gebleken dat een afschrift van de dagvaarding (en een vertaling daarvan in de Poolse taal), ook is toegezonden aan het hiervoor vernoemde adres van de verdachte in het buitenland, zoals voorgeschreven in artikel 588, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Uit hetgeen hiervoor is vastgesteld volgt dat de dagvaarding om in hoger beroep op de terechtzitting te verschijnen niet op de bij de wet voorgeschreven wijze aan de verdachte is uitgereikt. De dagvaarding dient op grond daarvan – nu de verdachte niet ter terechtzitting is verschenen – nietig te worden verklaard.

Beslissing

Het hof:
Verklaart de dagvaarding in hoger beroep nietig.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M.P. Geelhoed, mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en mr. M.J. Dubelaar, in tegenwoordigheid van mr. R.L. Vermeulen en mr. T.M.A.D. de Lanoy, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 februari 2020.
Mr. M.J. Dubelaar is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.