ECLI:NL:GHAMS:2020:531

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 februari 2020
Publicatiedatum
21 februari 2020
Zaaknummer
23-003216-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis rechtbank Amsterdam inzake voorhanden hebben van een ingekort enkelloops hagelgeweer

Op 7 februari 2020 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 27 augustus 2019. De verdachte, geboren in Suriname in 1974 en thans gedetineerd in P.I. Ter Apel, was veroordeeld voor het voorhanden hebben van een ingekort enkelloops hagelgeweer met losse patronen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar de straf verlaagd. De rechtbank had de verdachte een gevangenisstraf van twaalf maanden opgelegd, maar het hof oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden passend was, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. Het hof heeft daarbij de eerdere veroordelingen van de verdachte in aanmerking genomen en benadrukt dat het voorhanden hebben van een vuurwapen een onaanvaardbaar risico vormt voor de veiligheid van personen en bijdraagt aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Het hof heeft de wettelijke voorschriften toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003216-19
datum uitspraak: 7 februari 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 27 augustus 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-698207-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1974,
thans gedetineerd in P.I. Ter Apel, Gevangenis te Ter Apel.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
7 februari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 26 van de Wet wapens en munitie door een ingekort enkelloops hagelgeweer en daarbij een aantal losse patronen onder zijn bed te bewaren. Het hof neemt over dat het om een verboden wapen gaat in de zin van artikel 2 lid 1 onder categorie II 3° Wet Wapens en munitie. Het voorhanden hebben van een vuurwapen vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen. Bovendien draagt vuurwapenbezit bij aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Tegen het voorhanden hebben van vuurwapens dient dan ook hard opgetreden te worden. Bovendien is de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 28 januari 2020 eerder – weliswaar voor feiten daterend van voor 2013 – voor een soortgelijk feit onherroepelijk veroordeeld. Het hof heeft acht geslagen op zowel de LOVS- als de Amsterdamse oriëntatiepunten.
Gelet op het voorgaande en alles afwegende oordeelt het hof dat enkel een – doch wel een iets lagere dan door de rechtbank opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde – onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf passend is.
Het hof acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, welke beslissing afzonderlijk is geminuteerd.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M.P. Geelhoed, mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en mr. M.J. Dubelaar, in tegenwoordigheid van mr. R.L. Vermeulen en mr. T.M.A.D. de Lanoy, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 februari 2020.
Mrs. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en M.J. Dubelaar zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.