Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
[geïntimeerde sub 2],
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
eerste grief in principaal appelis gericht, zijn deze feiten in hoger beroep niet in geschil en dienen zij derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat - waarbij hierna onder 2.14 rekening is gehouden met genoemde grief - en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
3.Beoordeling
5.2 De kantonrechter constateert dat de incidentele vordering niet is gericht tegen SZWWP, maar uitsluitend tegen SZ. (…) SZ betwist de stelling van eiseressen dat wegens de lage omzet die zij genereren hun salons niet langer kunnen voortbestaan, echter SZ heeft niet gemotiveerd bestreden dat de online acties (op Social Deal en Groupon) tot gevolg hebben dat eiseressen een aanzienlijk hogere omzet behalen dan zonder dergelijke acties. Dat de acties tot een omzetstijging leiden, staat in dezen dan ook vast. (…)
grief 1 in principaal appelheeft het hof rekening gehouden bij de weergave van de feiten. Daarmee is die grief behandeld en afgedaan. De grief heeft verder geen betekenis. De
grieven 2 tot en met 7 in principaal appelrichten zich tegen overwegingen van de kantonrechter in het vonnis in het incident, waarop het bestreden eindvonnis (blijkens rechtsoverweging 4.21 daarvan) voortbouwt. Het hof begrijpt deze grieven aldus dat zij mede beogen de desbetreffende overwegingen te bestrijden omdat deze ten grondslag zijn gelegd aan het oordeel van de kantonrechter over de ontbinding van de overeenkomsten. In de toelichting op grief 7 hebben SZ c.s. geconcludeerd tot het alsnog afwijzen van de provisionele vorderingen, met veroordeling van Orezis c.s. in de proceskosten, en in de conclusie van de memorie van grieven wordt vernietiging van het vonnis in het incident gevorderd. Het vonnis in het incident is echter uitgewerkt nu het daarin uitgesproken verbod om Orezis c.s. te beperken in het voeren van regionale verkoopbevorderende acties door middel van Social Deal (en de daarmee samenhangende veroordeling) gold voor de duur van de procedure in eerste aanleg. Met het geven van het eindvonnis, is daarmee het verbod (evenals de samenhangende veroordeling) uitgewerkt. Dat neemt niet weg dat SZ c.s. belang hebben bij de grieven tegen het tussenvonnis voor zover hun vordering ziet op de opgelegde dwangsom en de proceskostenveroordeling in het incident. De grieven 2 tot en met 7 in principaal hoger beroep zullen hierna inhoudelijk worden besproken.
grieven 1 en 2 in incidenteel appelte beoordelen. Hierin hebben Orezis c.s. gesteld dat de kantonrechter ten onrechte hun beroep op dwaling heeft afgewezen. Zij hebben zich in dat verband met betrekking tot de franchiseovereenkomsten beroepen op de volgens hen onjuiste mededelingen van SZ ten aanzien van omzetprognoses. Volgens Orezis c.s. gaat – in het kader van het beroep op dwaling – de mededelingsplicht van SZ c.s. bij het aangaan van de franchise- en huurkoopovereenkomsten boven de onderzoeksplicht van Orezis c.s. Het oordeel van de kantonrechter in de rechtsoverwegingen 4.6. tot en met 4.8 in het bestreden vonnis dat de dwaling voor rekening voor rekening en risico van Orezis c.s. moet blijven, is onjuist. Dit geldt temeer omdat SZ c.s. de machines inkopen voor een fractie van de aan Orezis c.s. opgelegde huurkoopprijs. Een en ander rechtvaardigt, anders dan de kantonrechter onder 4.13 en 4.14 heeft overwogen, een beroep op vernietiging van de huurkoopovereenkomsten. Subsidiair dient op grond van dwaling en handelen in strijd met de zorgplicht door SZ c.s., of SZ – die als franchisegever een voor haar franchisenemers zo gunstig mogelijke inkoopprijs dient te hanteren – de huurkoopprijs van de machines te worden aangepast, aldus Orezis.
grieven 2 tot en met 6 en 8 in principaal appelhebben SZ c.s. zich gekeerd tegen de door de kantonrechter uitgesproken ontbinding van de franchiseovereenkomsten en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen.
Grief 2ziet op de weergave van de stellingen van Orezis c.s. onder 4. 2 van het vonnis in incident, niet op een overweging van de kantonrechter. Dat SZ c.s. het niet met die stellingen van Orezis c.s. eens zijn en zich niet kunnen verenigen met hetgeen de kantonrechter daarover later in het vonnis heeft overwogen, komt hierna bij de verdere beoordeling van de grieven aan de orde.
grieven 3 tot en met 6, in combinatie met
grief 2,hebben SZ c.s. aangevoerd dat de kantonrechter onder 4.21 van het eindvonnis ten onrechte heeft geoordeeld dat SZ wanprestatie heeft gepleegd door Orezis c.s. te beperken in het voeren van regionale verkoop bevorderende activiteiten door middel van Social Deal. In dat verband hebben zij naar voren gebracht dat (i) Social Deal (en ook Groupon) landelijke koopjessites zijn, welke per definitie een landelijk bereik hebben en dat adverteren via een dergelijk medium uitdrukkelijk is voorbehouden aan SZ als franchisegever, (ii) SZ c.s. de rayons van andere franchisenemers wil beschermen, hetgeen meebrengt dat Orezis c.s. buiten het eigen rayon geen klanten mogen benaderen door middel van reclame in de media of internet, (iii) regionaal adverteren op internet, dat wil zeggen beperkt tot het eigen rayon, technisch niet mogelijk is, (iv) slechts binnen het eigen rayon promotie is toegestaan, (v) de acties van Orezis c.s. niet slechts zichtbaar waren buiten het rayon, maar ook gericht waren op het publiek buiten het eigen rayon, hetgeen niet is toegestaan, (vi) adverteren op Social Deal, tegen kortingen van 70%, afbreuk doet aan het imago van luxemerk, om welke reden SZ verbiedt om te adverteren op alle koopjessites en slechts twee timeframes aanbiedt waarbinnen geïnteresseerde franchisenemers op Social Deal kunnen adverteren. Voort heeft de kantonrechter onder 4.23 van het bestreden eindvonnis volgens SZ c.s. ten onrechte geoordeeld dat de wanprestatie de ontbinding rechtvaardigt. In verband met dit laatste hebben SZ c.s. gesteld dat de aanname van de kantonrechter dat de promotionele acties van groot belang waren omdat Orezis c.s. daarmee een aanzienlijk hogere omzet konden behalen dan zonder die acties en dat zij niet konden voortbestaan met de omzet die zij overigens genereerden, onjuist is. De agenda’s van beide salons zaten ook zonder deze acties vol, mede gezien de inspanningen van SZ op Facebook, op beurzen en in luxetijdschriften. Het verbod met betrekking tot Social Deal heeft er slechts toe geleid dat de individuele actie van Orezis c.s. met twee weken is opgeschort, waarna zij eind oktober hebben meegedaan aan de landelijk gecoördineerde actie van SZ. Volgens SZ c.s. leidt dit alles er toe dat SZ geen wanprestatie heeft gepleegd en dat een mogelijke tekortkoming in de nakoming van de franchiseovereenkomsten, de ontbinding van die overeenkomsten niet rechtvaardigt, aldus SZ c.s.
gerichtwaren op publiek buiten het rayon. Door deze activiteiten te beperken, is SZ te kort geschoten in de nakoming van de franchiseovereenkomst. Dit is mogelijk anders indien zou blijken dat een verbod op of een beperking van promotionele acties van luxeproducten via online marktplaatsen (zoals Social Deal) tot doel heeft het luxe-imago van zo’n product in stand te houden. De kantonrechter heeft in dat verband onder 5.6 van het eindvonnis overwogen dat er van uit moet worden gegaan dat de Size Zero formule een luxeproduct is. In hoger beroep hebben Orezis c.s. dit bestreden. Volgens hen is een behandeling met een Easy Shape trainer een gewone schoonheidsbehandeling en ontbreekt een luxe uitstraling. Het hof laat dit punt in het midden omdat zelfs als er van uit wordt gegaan dat het om een luxeproduct gaat, dit niet afdoet aan de conclusie dat SZ te kort is geschoten in de nakoming van de franchiseovereenkomsten. SZ maakt immers zélf voor landelijke promotionele activiteiten gebruik van Social Deal en stelt twee maal per jaar een timeframe beschikbaar voor franchisenemers op Social Deal. Daaraan doet niet af dat SZ heeft gesteld dat zij overweegt te stoppen met de collectieve acties op Social Deal. Bovendien is tijdens de comparitie bij de kantonrechter namens SZ c.s. ( [X] , bestuurder) verklaard dat SZ niet afwijzend staat tegenover Social Deal. Met dit alles valt het betoog van SZ c.s. dat SZ door promotionele activiteiten op Social Deal imagoschade leidt, dan wel dat zij door middel van een verbod of beperking van promotionele activiteiten op Social Deal het luxe-imago in stand houdt, niet te rijmen. Haar stelling dat zij met de opgelegde beperking andere franchisenemers wil beschermen, is tegen deze achtergrond onvoldoende toegelicht. De conclusie luidt dat SZ wanprestatie heeft gepleegd door Orezis c.s. te beperken in het voeren van regionale verkoop bevorderende activiteiten door middel van Social Deal.
nieuwe leden, die in kunnen stappen met een tienrittenkaart of abonnement maar tevens ook producten kunnen afnemen. Een lege plek is in ieder geval duurder.”Dat brengt mee dat de tekortkoming in de nakoming van de franchiseovereenkomsten direct effect kan hebben op de bedrijfsvoering van Orezis c.s. Hierop stuiten de stellingen van SZ c.s. af. De
grieven 2 tot en met 6 en 8 in principaal appelslagen gelet op het voorgaande niet. Het hof zal de oordelen van de kantonrechter dat de franchiseovereenkomsten per 15 juni 2018 zijn ontbonden, bekrachtigen.
grief 7 in principaal appelfaalt.
grief 11 in principaal appelhebben SZ c.s. aan de orde gesteld dat ten onrechte een bedrag van € 25.398,60 is toegewezen in het kader van de ongedaanmakingsverbintenis welke is ontstaan ten gevolge van de ontbinding van de huurkoopovereenkomst met [geïntimeerde sub 2] . Zij hebben daartoe gesteld dat [geïntimeerde sub 2] van de aanschafprijs van € 26.400 voor de machine een bedrag van € 19.854,48 heeft afbetaald en dat [geïntimeerde sub 2] zonder grondslag daarnaast een bedrag van € 5.544 aan btw heeft gevorderd. Dit bedrag heeft zij volgens SZ c.s. van de belastingdienst teruggevorderd. Bovendien gaat de kantonrechter er aan voorbij dat de machine is gebruikt en thans minder waard is. Zij vorderen die machine in hoger beroep, eveneens op grond van een ongedaanmakingsverbintenis, alsnog terug, aldus SZ c.s.
grief 12 in principaal appelbespreken. In deze grief stellen SZ c.s. zich op het standpunt dat de kantonrechter het concurrentiebeding ten aanzien van Orezis als bedoeld in artikel 9 van de franchise overeenkomst ten onrechte heeft geschorst. Naar het oordeel van het hof is in de grief niets aangevoerd dat zou moeten leiden tot een ander oordeel dan waartoe de kantonrechter is gekomen. Tussen partijen is op zich niet in geschil dat de ontbinding van de franchiseovereenkomst Orezis niet bevrijdt van de uit het concurrentiebeding voortvloeiende verbintenissen. Daar staat tegenover dat hiervoor is vastgesteld dat de ontbinding van de franchiseovereenkomst is terug te voeren op een tekortkoming in de nakoming van die overeenkomst van SZ. Tevens staat vast dat Orezis haar salon voor de resterende duur van de huurovereenkomst onder haar eigen naam wenste voort te zetten en dat zij er in gerechtvaardigd vertrouwen vanuit mocht gaan dat de franchiseovereenkomst niet voortijdig zou worden ontbonden. Zoals hiervoor onder 3.19 is overwogen, blijft de huurkoopovereenkomst in stand. De conclusie luidt - gelijk de kantonrechter heeft overwogen in 4.36 van het bestreden eindvonnis - dat in verhouding tot het te beschermen belang van SZ c.s., Orezis in de gegeven omstandigheden door het concurrentiebeding onbillijk wordt benadeeld, zodat SZ haar in redelijkheid niet aan dit beding kan houden. De grief slaagt niet.