ECLI:NL:GHAMS:2020:415

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 januari 2020
Publicatiedatum
14 februari 2020
Zaaknummer
23-000457-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanpassing van de opgelegde straf in hoger beroep tegen vonnis van de economische politierechter

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk en vernieling. Het hof heeft het vonnis van de eerste aanleg bevestigd, met uitzondering van de opgelegde straf. De economische politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 150 uren. De advocaat-generaal had in hoger beroep een zwaardere straf geëist, namelijk vier maanden gevangenisstraf, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 150 uren.

Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen. De verdachte had een aanzienlijke hoeveelheid professioneel vuurwerk in zijn bezit zonder te voldoen aan de wettelijke veiligheidsvoorschriften, wat een gevaarlijke situatie creëerde. Bovendien had hij het vuurwerk gebruikt als wapen in een conflict met zijn buurvrouw, wat het hof zwaar aanrekent. Ondanks eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, heeft het hof besloten om de onvoorwaardelijke gevangenisstraf te beperken tot de duur van het voorarrest, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het lage recidiverisico zoals vermeld in een reclasseringsrapport.

Uiteindelijk heeft het hof de gevangenisstraf vastgesteld op 120 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uren opgelegd. Het hof heeft het vonnis van de economische politierechter voor het overige bevestigd, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000457-19
datum uitspraak: 9 januari 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 6 februari 2019 in de strafzaak onder parketnummer 81-224772-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
11 december 2019, 9 januari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde straf. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straffen

De economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met aftrek, alsmede tot een taakstraf van 150 uur, subsidiair 75 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een hoeveelheid (professioneel) vuurwerk voorhanden gehad, terwijl hij niet heeft voldaan aan de wettelijke eisen die worden gesteld met het oog op de veiligheid en het veilig gebruik van vuurwerk. Hij heeft hiermee een voor mensen en goederen zeer gevaarlijke situatie in het leven geroepen. De overheid tracht middels milieu- en veiligheidsvoorschriften de kans op calamiteiten zoveel mogelijk te beperken. Daar komt bij dat de verdachte het vuurwerk heeft gebruikt als wapen in een ruzie met zijn toenmalige buurvrouw. Dit rekent het hof de verdachte zwaar aan.
Door als voornoemd te handelen heeft verdachte onverantwoorde risico's genomen en de gezondheid van mensen in gevaar gebracht.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 december 2019 is hij eerder voor een soortgelijk feit onherroepelijk veroordeeld.
Feiten als de onderhavige zijn zo ernstig dat daarop in beginsel met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur moet worden gereageerd. Het hof zal daartoe in deze zaak evenwel niet overgaan, vanwege de bijzondere persoonlijke omstandigheden van de verdachte die ter terechtzitting naar voren zijn gebracht en het reclasseringsrapport van 30 januari 2019, waarin staat dat het recidiverisico laag is. Daarom zal het hof het onvoorwaardelijk gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf beperken tot de duur van het voorarrest en voor het overige volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf.
Het hof acht, alles afwegende, een gedeeltelijk onvoorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en de artikelen 1.2.2 en 1.2.4 van het Vuurwerkbesluit.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
118 (honderdachttien) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafbestaande uit een werkstraf voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de economische strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. P.C. Römer en mr. M. Lolkema, in tegenwoordigheid van
mr. M.C.W. van der Voort, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 januari 2020.
=========================================================================
[…]