ECLI:NL:GHAMS:2020:414

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 januari 2020
Publicatiedatum
14 februari 2020
Zaaknummer
23-002305-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake dierenmishandeling en verwaarlozing van een hond

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor het veroorzaken van pijn en letsel bij zijn hond, een American Staffordshire Bull Terrier, en voor het onthouden van de nodige zorg aan het dier. De tenlastelegging omvatte onder andere het schoppen van de hond en het niet voorzien in noodzakelijke medische zorg. Tijdens de zittingen in hoger beroep op 11 december 2019 en 9 januari 2020 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. De raadsman pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. Echter, het hof oordeelde dat de getuigenverklaringen en het bewijs voldoende waren om de verdachte schuldig te verklaren. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en kwam tot een andere bewezenverklaring. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, en het hof benadrukte de verantwoordelijkheid van de verdachte als houder van het dier. De uitspraak is gebaseerd op de artikelen van de Wet Dieren en het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002305-18
datum uitspraak: 9 januari 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 14 juni 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-083679-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
11 december 2019, 9 januari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 9 april 2017 tot en met 9 juli 2017 te Haarlem, althans in Nederland, zonder redelijk doel en/of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar was, bij een dier, te weten een hond (van het ras American Staffordshire Bull Terrier met de naam [naam]), pijn en/of letsel heeft veroorzaakt en/of de gezondheid en/of het welzijn van dat dier heeft benadeeld, door die hond (meermalen) tegen het lichaam te trappen en/of schoppen (ten gevolge waarvan verwondingen over het gehele lichaam zijn ontstaan) en/of door een of meerdere (brandende) sigaret(ten) op die hond uit te drukken (ten gevolge waarvan diverse brandwonden op de kop en/of schouder, althans op het lichaam, zijn ontstaan);
2.
hij in of omstreeks de periode van 9 april 2017 tot en met 9 juli 2017 te Haarlem, althans in Nederland, als houder van een of meer dieren, te weten een hond (van het ras American Staffordshire Bull Terrier met de naam [naam]), aan dit dier de nodige verzorging heeft onthouden, immers heeft verdachte de hond niet voorzien van (tijdige en/of juiste) noodzakelijke (medische) zorg (waardoor onder andere ontstoken nagelriemen en/of ontstoken tandvlees en/of (zeer) veel tandsteen en/of kale plekken en/of vieze oren met schilfers is/zijn ontstaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bespreking van het ter terechtzitting gevoerde verweer

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit en heeft daartoe – kort gezegd – het volgende aangevoerd. Ten aanzien van het eerste tenlastegelegde feit is onvoldoende bewijs aanwezig dat het de verdachte is geweest die een hond heeft geschopt.
Ten aanzien van het tweede tenlastegelegde feit heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte heeft gedaan wat binnen zijn mogelijkheden lag. Niet alle zorg die mogelijk is hoeft ook gegeven te worden. Wellicht had de zorg wat beter gekund maar er is onvoldoende bewijs dat de verdachte nodige zorg heeft onthouden.
De getuige [getuige] heeft om 5.52 uur een melding gedaan dat een man een hond aan het schoppen was. De verbalisant [verbalisant], die de verdachte ambtshalve kende, heeft de verdachte 8 minuten na de melding met zijn hond zien lopen in de buurt van de plek waar de getuige [getuige] de man een hond had zien schoppen. De verdachte is vervolgens met zijn hond aangetroffen in een autobusje. De hond had verse verwondingen en reageerde angstig. Het hof acht gezien het voorgaande het door de raadsman naar voren gebrachte scenario, dat de getuige [getuige] iemand anders dan de verdachte een hond heeft zien schoppen, zo onwaarschijnlijk dat het hieraan voorbijgaat.
Voor zover de raadsman verweren heeft gevoerd die betrekking hebben op het ‘onthouden van de nodige verzorging’ vinden deze hun weerlegging in de inhoud van de bewijsmiddelen.
Het hof acht het ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 9 juli 2017 te Haarlem, zonder redelijk doel, bij een dier, te weten een hond (van het ras American Staffordshire Bull Terrier met de naam [naam]), pijn en letsel heeft veroorzaakt en de gezondheid en het welzijn van dat dier heeft benadeeld, door die hond tegen het lichaam te schoppen;
2.
hij in de periode van 9 april 2017 tot en met 9 juli 2017 te Haarlem, althans in Nederland, als houder van een dier, te weten een hond (van het ras American Staffordshire Bull Terrier met de naam [naam]), aan dit dier de nodige verzorging heeft onthouden, immers heeft verdachte de hond niet voorzien van (tijdige en juiste) noodzakelijke (medische) zorg (waardoor onder andere ontstoken nagelriemen en ontstoken tandvlees en (zeer) veel tandsteen en kale plekken en vieze oren met schilfers zijn ontstaan).
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.1, eerste lid, van de Wet Dieren.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.2, achtste lid, van de Wet Dieren.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een hond mishandeld door het dier te schoppen, waardoor dit pijn en letsel heeft opgelopen. Tevens heeft de verdachte zijn hond de nodige zorg onthouden. De verdachte heeft hiermee de op zijn, als houder van dat dier, rustende verantwoordelijkheid voor het welzijn van zijn hond miskend. Het houden van dieren is niet vrijblijvend. Wie dieren houdt, draagt daar ook verantwoordelijkheid voor. Dieren zijn machteloos en zijn afhankelijk van hun verzorger.
Er is dan ook sprake van ernstige feiten.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2.1, 2.2 en 8.12 van de Wet dieren.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. P.C. Römer en mr. M. Lolkema, in tegenwoordigheid van
mr. M.C.W. van der Voort, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 januari 2020.
=========================================================================
[…]