ECLI:NL:GHAMS:2020:4134

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 januari 2020
Publicatiedatum
30 juni 2024
Zaaknummer
23-002192-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van opzet- en schuldheling en diefstal in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor opzet- en schuldheling en diefstal, maar heeft hoger beroep ingesteld. De tenlastelegging betrof de verwerving en het voorhanden hebben van een tas met waardevolle goederen, waarvan de verdachte zou hebben geweten dat deze van misdrijf afkomstig waren. Tijdens de zitting in hoger beroep op 6 januari 2020 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een gevangenisstraf van twee weken had geëist. De verdediging stelde echter dat de verdachte niet wist of had moeten weten dat de goederen van misdrijf afkomstig waren.

Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte op de hoogte was van de criminele herkomst van de goederen. De omstandigheden waaronder de tas in de woning van de verdachte terechtkwam, waren onduidelijk, en er was geen bewijs dat de verdachte de goederen had gestolen. Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. Tevens heeft het hof bepaald dat de in beslag genomen bedragen van € 5.350,00 aan de verdachte moeten worden teruggegeven, aangezien er geen bewijs was dat deze bedragen van misdrijf afkomstig waren.

De beslissing van het hof benadrukt het belang van bewijs in strafzaken en de noodzaak om te kunnen aantonen dat een verdachte op de hoogte was van de criminele herkomst van goederen voordat hij kan worden veroordeeld voor opzet- of schuldheling.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002192-18
datum uitspraak: 20 januari 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 19 juni 2018 in de strafzaak onder parketnummer
15-057253-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1974,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
6 januari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primairhij op of omstreeks 14 januari 2018 te Zandvoort, althans in Nederland, een goed, te weten een tas (met daarin onder andere een paspoort, 1000 euro, althans enig geldbedrag, een horloge, een pen, een of meerdere camera's, een of meerdere geheugenkaarten, een IPad Pro, een aantal kledingstukken, een portemonnee, een ketting, een zonnebril en een leesbril) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
subsidiairhij op of omstreeks 14 januari 2018 te Arnhem (in een internationale trein van Amsterdam naar Düsseldorf), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een tas (met daarin onder andere een paspoort, 1000 euro, een horloge, een pen, een of meerdere camera's, een of meerdere geheugenkaarten, een IPad Pro, een aantal kledingstukken, een portemonnee, een ketting, een zonnebril en een leesbril), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing omtrent de bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken en dat de in beslag genomen geldbedragen van respectievelijk € 1.000,00 en € 4.350,00 aan de verdachte zullen worden teruggegeven.

Vrijspraak

Volgens de advocaat-generaal kan het primair ten laste gelegde in de vorm van schuldheling wettig en overtuigend worden bewezen.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde, nu niet kan worden vastgesteld dat de verdachte wist of had moeten weten dat de goederen van misdrijf afkomstig waren en evenmin kan worden bewezen dat het de verdachte is geweest die deze goederen heeft gestolen.
Het hof stelt voorop dat opzet-/schuldheling beoogt tegen te gaan dat iemand profiteert van het misdrijf van een ander, in het bijzonder van een goed dat door het misdrijf van een ander is verkregen. Het gaat bij opzet-/schuldheling vervolgens om de kennis van de verdachte over de criminele herkomst van het goed ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen van het goed. Op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan niet worden vastgesteld dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen wist dan wel redelijkerwijze had moeten vermoeden dat de tas met spullen van misdrijf afkomstig was. Daarvoor is te onduidelijk onder welke omstandigheden deze tas in de woning, waarin – onder meer – de verdachte verbleef, is terechtgekomen, wie de spullen uit de tas heeft gehaald of wie de IPad tevoorschijn haalde toen de politie het pand betrad. Aldus kan naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend worden bewezen hetgeen de verdachte primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Nu ook voor het subsidiair tenlastegelegde bewijs ontbreekt, dient de verdachte ook hiervan te worden vrijgesproken.

Beslag

De advocaat-generaal stelt dat het als in beslaggenomen in het dossier genoemde bedrag van € 4.350,00 aan de verdachte kan worden teruggegeven. Eveneens is dit het geval wat betreft het bedrag van
€ 1.000,00 dat in de woning is aangetroffen en aan de aangever is geretourneerd.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het gehele bedrag van in totaal € 5.350,00 dient te worden teruggegeven aan de verdachte.
Het hof overweegt als volgt. Op de lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen met strafrechtelijke beslagtitel is een bedrag van € 3.850,00 vermeld. Uit de kennisgeving van inbeslagneming op pagina 6 van het dossier volgt echter dat zes biljetten van € 500,00, 26 biljetten van
€ 50,00, één biljet van € 20,00, twee biljetten van € 10,00 en één biljet van € 10,00 in beslag zijn genomen. Dit is in totaal € 4.350,00. Het hof zal uitgaan van de kennisgeving in beslagneming en dus van een in beslag genomen bedrag van € 4.350,00. Nu de verdachte wordt vrijgesproken van het tenlastegelegde dient dit bedrag aan de verdachte te worden teruggegeven. Het hof heeft daarbij acht geslagen op de verklaringen die door de verdediging zijn overgelegd van de overige rechthebbenden waarin zij verklaren ermee in te stemmen dat het inbeslaggenomen bedrag in zijn geheel aan de verdachte wordt teruggegeven.
Ten aanzien van het bedrag van € 1.000,00 dat aan de aangever is uitgekeerd, overweegt het hof dat niet kan worden vastgesteld dat dit bedrag afkomstig is uit de tas van aangever en dus aan de aangever toebehoorde. Nu hierover door de politie met toestemming van de officier van justitie is beschikt, moet dit geacht worden ook strafrechtelijk in beslag te zijn genomen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dient ook dit bedrag aan de verdachte te worden teruggegeven.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
5.350 EUR.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.L. Bruinsma, mr. N.A. Schimmel en mr. A.P.M. van Rijn, in tegenwoordigheid van
mr. S.W.H. Bootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
20 januari 2020.
=========================================================================
[…]