ECLI:NL:GHAMS:2020:4132
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in hennepteeltzaak met aanvulling van de motivering
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 13 februari 2018. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De betrokkene, geboren in 1972, was eerder veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 204.000,00 aan de Staat. Het hof heeft de vordering van het openbaar ministerie bevestigd, waarbij het hof de motivering ten aanzien van de periode van ontneming heeft aangevuld. Het hof heeft vastgesteld dat de hennepteelt is gestart op 31 maart 2015, en dat er in totaal vier oogsten zijn geweest. De verdediging had betoogd dat de startdatum later lag, maar het hof oordeelde dat dit niet voldoende onderbouwd was. De duur van de gijzeling bij niet-betaling is vastgesteld op 540 dagen. Het arrest is gewezen na onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 6 januari 2020, waarbij het hof kennis heeft genomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de betrokkene en zijn raadsman. Het hof bevestigt het vonnis waarvan beroep en legt de verplichting tot betaling van het ontnemingsbedrag opnieuw op.