ECLI:NL:GHAMS:2020:413

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 januari 2020
Publicatiedatum
14 februari 2020
Zaaknummer
23-001156-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in strafzaak wegens onvoorzichtig varen onder invloed van alcohol

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was aangeklaagd voor het veroorzaken van een dodelijk ongeval op 13 juni 2017 te Ouderkerk aan de Amstel, waarbij een andere persoon, die naast hem op het schip stond, ernstig gewond raakte en overleed. De tenlastelegging omvatte onder andere het varen onder invloed van alcohol en het niet nemen van de juiste voorzorgsmaatregelen. Tijdens de zittingen in hoger beroep op 11 december 2019 en 9 januari 2020 heeft het hof de argumenten van zowel de advocaat-generaal als de verdediging gehoord. De advocaat-generaal stelde dat de verdachte als schipper verantwoordelijk was voor het vaartuig, terwijl de verdediging aanvoerde dat de verdachte niet zelfstandig de koers en snelheid van het schip bepaalde. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op het moment van het ongeval niet als schipper kon worden aangemerkt, omdat hij niet zelfstandig de controle over het schip had. De verdachte had nog nooit eerder een schip bestuurd en was op dat moment onder invloed van alcohol. Het hof concludeerde dat de verdachte niet als bestuurder kon worden aangemerkt en sprak hem vrij van de hem ten laste gelegde feiten. Het vonnis van de rechtbank werd vernietigd, en de verdachte werd vrijgesproken van alle beschuldigingen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001156-18
datum uitspraak: 9 januari 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 26 maart 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-674195-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Oostenrijk) op [geboortedag] 1966,
adres: [adres]).

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
11 december 2019, 9 januari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 juni 2017 te Ouderkerk aan de Amstel, gemeente Amstelveen en/of Ouder-Amstel, in elk geval in Nederland, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig als schipper/bestuurder van een schip/vaartuig ([naam]) varend op de Amstel -terwijl hij onder invloed was van alcoholhoudende drank verkeerde en/of -geen, althans onvoldoende ervaring had om een schip/vaartuig te besturen bij het naderen van de aldaar gelegen brug over de Amstel de snelheid van het schip/vaartuig niet, althans onvoldoende heeft verminderd en/of heeft hij het schip/vaartuig niet (tijdig) stilgelegd en/of heeft hij zich er niet, althans onvoldoende van vergewist of de doorvaarhoogte van die brug voldoende was om onder door te varen en/of is hij vervolgens onder die brug doorgevaren, waarbij (de bovenzijde van) het schip in botsing/aanvaring is gekomen met die brug en/of waardoor [slachtoffer] die naast, althans in zijn nabijheid van hem verdachte op het schip/vaartuig stond, met zijn bovenlichaam bekneld is geraakt is tussen het schip/vaartuig en die brug, althans met zijn bovenlichaam (hard) in aanraking is gekomen met die brug, waardoor het aan zijn, verdachtes, schuld te wijten is geweest die [slachtoffer] zodanig zwaar lichamelijk letsel (te weten een geheel of gedeeltelijk ingedrukte borstkas en/of een of meer afgescheurde bloedvaten in het hart- en longgebied), heeft bekomen dat die [slachtoffer] (aan het ontstane bloedverlies) is overleden;
en/of
hij op of omstreeks 13 juni 2017 te Ouderkerk aan de Amstel, gemeente Amstelveen en/of Ouder-Amstel, in elk geval in Nederland, als schipper/bestuurder van een schip ([naam]) varend op de Amstel niet alle voorzorgsmaatregelen heeft genomen die volgens goed zeemanschap en/of die door de omstandigheden waarin het schip zich bevond waren geboden, immers heeft hij, verdachte, -terwijl hij onder invloed was van alcoholhoudende drank verkeerde en/of -geen, althans onvoldoende ervaring had om een vaartuig te besturen bij het naderen van de aldaar gelegen brug over de Amstel de snelheid van het schip niet, althans onvoldoende verminderd en/of het schip/vaartuig niet (tijdig) stilgelegd en/of zich er niet, althans onvoldoende van vergewist of de doorvaarhoogte van die brug voldoende was om onder door te varen en/of is hij vervolgens onder die brug doorgevaren, waarbij (de bovenzijde van) het schip in botsing/aanvaring is gekomen met die brug en/of waardoor [slachtoffer] die naast, althans in zijn nabijheid van hem verdachte op het schip stond, met zijn bovenlichaam bekneld is geraakt is tussen het vaartuig en die brug, althans met zijn bovenlichaam (hard) in aanraking is gekomen met die brug, waardoor die [slachtoffer] zodanig zwaar lichamelijk letsel (te weten een geheel of gedeeltelijk ingedrukte borstkas en/of een of meer afgescheurde bloedvaten in het hart- en longgebied), heeft bekomen dat die [slachtoffer] (aan het ontstane bloedverlies) is overleden;
2.
hij op of omstreeks 13 juni 2017 te Ouderkerk aan de Amstel (gemeente Amstelveen en/of Ouder-Amstel) op een scheepvaartweg, te weten de Amstel, een varend schip heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 27, tweede lid, aanhef en onder a van de Scheepvaartverkeerswet, 555 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, in elk geval hoger dan 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand met een proeftijd van 2 jaren.

Vrijspraak

De raadsman heeft ter zitting in hoger beroep vrijspraak bepleit en heeft daartoe aangevoerd – kort samengevat – dat de verdachte niet als schipper in de zin van artikel 1.02 van het Binnenvaarpolitiereglement beschouwd kan worden en ook niet als ‘bestuurder’ omdat hij niet tijdelijk zelfstandig de koers en snelheid van een schip bepaalde.
De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat de verdachte wel als bestuurder kan worden aangemerkt omdat de verdachte feitelijk aan het roer stond en daarmee wel tijdelijk zelfstandig de koers en snelheid van het schip bepaalde.
Het hof overweegt als volgt.
De voor de beoordeling van belang zijnde bepalingen uit de Scheepvaartverkeerswet en het Binnenvaartpolitiereglement luiden als volgt.
Scheepvaartverkeerswet
Artikel 1
[…]
e. het voeren van een schip of ander vaartuig:

het feitelijk de leiding hebben over een schip of ander vaartuig wat het deelnemen daarvan aan het scheepvaartverkeer betreft;

f. verkeersdeelnemer: degene die een schip of ander vaartuig voert

[…]

Artikel 27

1. […]

2. Het is degene die op een scheepvaartweg een varend schip voert of stuurt, dan wel als loods aan boord van een zodanig schip de kapitein of de verkeersdeelnemer adviseert over de te voeren navigatie, verboden dit te doen, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat:

a.
het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan tweehonderdtwintig microgram alcohol per liter uitgeademde lucht;
b.
het alcoholgehalte van zijn bloed bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan 0,5 milligram alcohol per milliliter bloed.

3. […]

Binnenvaartpolitiereglement (BPR)
Artikel 1.02

1. Een schip, met uitzondering van een duwbak, en een samenstel moeten zijn gesteld onder het gezag van een persoon die het schip of het samenstel voert. Deze persoon wordt hierna aangeduid als schipper.

Onder schipper wordt tevens verstaan degene die de leiding heeft over een drijvend voorwerp of een drijvende inrichting.

2. […]

Artikel 1.03

1. Een lid van de bemanning van een schip moet de aanwijzingen opvolgen die hem door de schipper binnen de grenzen van diens verantwoordelijkheid worden gegeven.

Hij moet ook zonder diens aanwijzing medewerken aan de naleving van de bepalingen van dit reglement.

2. Ieder ander die zich aan boord van een schip bevindt moet de aanwijzingen opvolgen die hem door de schipper in het belang van de veiligheid van de scheepvaart of van de goede orde aan boord worden gegeven.

3. Een lid van de bemanning en ieder ander persoon die zich aan boord bevindt en die tijdelijk zelfstandig de koers en de snelheid van een schip bepaalt, is eveneens verantwoordelijk voor de naleving van dit reglement.

In HR19 maart 2013, ECLI HR:2013:BZ4474, heeft de Hoge Raad der Nederlanden overwogen dat moet worden aangenomen dat degene die zich aan boord bevindt en die zonder daartoe strekkende aanwijzingen van de schipper de koers en de snelheid bepaalt, zulks ‘zelfstandig’ in de zin van artikel 1.03 derde lid, BPR doet, en dat hij als zodanig verantwoordelijk is voor de naleving van de BPR.
Evenals de advocaat-generaal en de raadsman hebben aangevoerd en met de rechtbank is het hof van oordeel dat de verdachte gezien de hierboven weergegeven toepasselijke regelgeving niet als schipper van het vaartuig [naam] kan worden aangemerkt. Genoegzaam staat immers vast dat het vaartuig onder het gezag van het slachtoffer [slachtoffer] stond, dan wel dat [slachtoffer] de leiding had over het schip.
De verdachte kan evenmin als ‘bestuurder’ worden aangemerkt.
[slachtoffer], de schipper, had steeds zelf aan het roer gestaan. Vijf tot zeven minuten voor het noodlottige ongeval is de verdachte aan het roer gaan staan op uitnodiging van [slachtoffer], die hem wilde leren varen. De verdachte had nog nooit een schip bestuurd. [slachtoffer] heeft continu naast de verdachte gestaan en heeft indien nodig aanwijzingen gegeven. [slachtoffer] kon, omdat hij er naast stond, ingrijpen en ook het roer bedienen. [slachtoffer] heeft op het moment dat ze de brug naderden niet tegen de verdachte gezegd dat hij snelheid moest minderen of het vaartuig in zijn achteruit moest zetten en daarom heeft de verdachte dit ook niet gedaan, aldus de verdachte.
Hieruit volgt dat de verdachte niet zelfstandig de snelheid en de koers bepaalde en dat hij dus niet als ‘bestuurder’ kan worden aangemerkt die als zodanig verantwoordelijk is voor naleving van de BPR.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het onder 1 en 2 tenlastegelegde niet bewezen kan worden verklaard, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Nu het hof de verdachte zal vrijspreken van de hem ten laste gelegde feiten, behoeven de overige door de raadsman bij pleidooi gevoerde verweren geen bespreking.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. P.C. Römer en mr. M. Lolkema, in tegenwoordigheid van
mr. M.C.W. van der Voort, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 januari 2020.
=========================================================================
[…]