ECLI:NL:GHAMS:2020:4125

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2020
Publicatiedatum
15 maart 2023
Zaaknummer
23-001842-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Valselijk opmaken en indienen van aanvraag- en wijzigingsformulieren voor het verkrijgen van kinderopvangtoeslag, witwassen en deelname aan een criminele organisatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van het valselijk opmaken en indienen van aanvraag- en wijzigingsformulieren voor kinderopvangtoeslag, het witwassen van verkregen gelden en deelname aan een criminele organisatie. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten die zich hebben voorgedaan tussen 2009 en 2011, waarbij de verdachte samen met anderen op grote schaal fraude heeft gepleegd. De rechtbank had de verdachte eerder vrijgesproken van enkele aanvragen, maar het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor deze vrijspraken. Het hof oordeelde dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij de criminele organisatie en dat zij opzettelijk de Belastingdienst heeft misleid om onterecht kinderopvangtoeslag te verkrijgen. De verdachte heeft een gewoonte gemaakt van het witwassen van de verkregen gelden. Het hof heeft de strafmaat bepaald op basis van de ernst van de feiten en de overschrijding van de redelijke termijn. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001842-18
datum uitspraak: 8 oktober 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 9 mei 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-845012-11 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1984,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
14 en 15 september 2020 en 8 oktober 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte
en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 november 2009 tot en met
17 november 2010 te Amsterdam Zuidoost, gemeente Amsterdam en/of te Heerlen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen,
met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, hetzij door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel van verdichtsels, iemand, te weten de Belastingdienst, heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, tot het ter beschikking stellen van gegevens met geldswaarde in het handelsverkeer, tot het aangaan van een schuld of het teniet doen van een inschuld, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) (telkens)
- ter verkrijging van Kinderopvangtoeslag
- een document, te weten (een) valselijk opgemaakte of vervalste (elektronische) aanvra(a)g(en) en/of wijziging(en) Kinderopvangtoeslag
(onder meer D-537, pag. 10866 en/of D-333, pag. 10397 en/of D-337, pag. 10401 en/of D-338,
pag. 10402 en/of A-157-D-01, pag. 9308 en/of D-373, pag. 10466 en/of D-374, pag. 10467 en/of D-035, pag. 9854 en/of A-073-D-01, pag. 7071 en/of A-091-D-01, pag. 7702 en/of A-26-D-02, pag. 5972 en/of A-26-D-03, pag. 5973 en/of A-056-D-01, pag. 6580 en/of A-013-D-01, pag. 5588 en/of A-01-D-01,
pag. 5196 en/of A-01-D-01, pag. 5197 en/of A-49-D-01, pag. 6407 en/of A-10-D-01, pag. 6372 en/of
A-016-D-01, pag. 5712 en/of A-031-D-01,pag. 6020 en/of D-016, pag. 9822 en/of A-071-D-01,
pag. 7002 en/of A-159-D-01, pag. 9383 en/of A-163-D-08, pag. 9576)
bij de Belastingdienst ingediend, inhoudende (onder meer) dat
de in de aanvra(a)g(en) en/of wijziging(en) genoemd(e) kind(eren) gedurende een in de aanvra(a)g(en) en/of wijziging(en) genoemd aantal uren per maand per een in de aanvra(a)g(en) en/of wijziging(en) genoemde ingangsdatum kinderopvang genieten, althans dat (onder meer)
(OPV1)
(aanvraag V-13 [medeverdachte 1] )
[naam 1] gedurende 135 uur per maand vanaf 1 januari 2009 kinderopvang geniet bij
[opvang 1] (D-537, pag. 10866)
en/of
(aanvraag/wijziging V-11 [medeverdachte 2] )
[naam 2] gedurende 216 per maand vanaf 1 januari 2009 kinderopvang geniet bij [opvang 2] (D-333, pag. 10397)
en/of
[naam 3] gedurende 230 uur per maand vanaf 1 januari 2009 kinderopvang geniet
bij [opvang 3] (D-337, pag. 10401)
en/of
[naam 3] gedurende 230 uur per maand vanaf 1 januari 2010 kinderopvang geniet
bij [opvang 3] (D-338, pag. 10402)
en/of
(aanvraag A-157 [medeverdachte 3] )
[naam 4] gedurende 135 uur per maand en/of [naam 5] gedurende 135 uur per maand en/of
[naam 6] gedurende 217 uur per maand vanaf 1 januari 2009 (allen/beiden) kinderopvang geniet(en) bij [opvang 4] (A-157-D-01, pag. 9308)
en/of
(aanvraag V-14 [medeverdachte 4] )
[naam 7] gedurende 217 uur per maand vanaf 1 mei 2009 kinderopvang geniet bij [opvang 5]
(D-373, pag. 10466) en/of [naam 8] gedurende 260 uur per maand vanaf 3 juni 2009 kinderopvang geniet bij [opvang 6] (D-374, pag. 10467)
en/of
(aanvraag V-03 [medeverdachte 5] )
[naam 8] gedurende 105 uur per maand vanaf 4 januari 2009 kinderopvang geniet bij [opvang 6]
(D-035, pag. 9854) en/of
(aanvraag A-073 [medeverdachte 6] )
[naam 9] gedurende 260 uur per maand vanaf 6 januari 2009 kinderopvang geniet bij
[opvang 7] (A-073-D-01, pag. 7071)
en/of
(aanvraag A-091J. [medeverdachte 7] )
[naam 10] gedurende 230 uur per maand vanaf 1 januari 2009 kinderopvang geniet bij [opvang 8] (A-091-D-01, pag. 7702)
en/of
(aanvraag A-026 [medeverdachte 8] )
[naam 11] gedurende 135 uur per maand vanaf 3 januari 2009 kinderopvang geniet bij [opvang 9]
(A-26-D-02, pag. 5972)
en/of
[naam 11] gedurende 140 uur per maand vanaf 16 april 2009 kinderopvang geniet bij [opvang 9]
(A-26-D-03, pag. 5973)
en/of
(aanvraag A-056 [medeverdachte 9] )
[naam 12] gedurende 135 uur per maand vanaf 7 januari 2009 kinderopvang geniet
bij [opvang 10] (A-056-D-01, pag. 6580)
en/of
(aanvraag A-013 [medeverdachte 10] )
[naam 13] gedurende 130 uur per maand en/of [naam 14] gedurende 130 uur per maand vanaf
8 januari 2009 (beiden) kinderopvang geniet(en) bij [opvang 6] (A-013-D-01, pag. 5588)
en/o
(aanvraag A-001 [medeverdachte 11] )
[naam 15] gedurende 135 uur per maand vanaf 4 januari 2009 kinderopvang geniet bij [opvang 6]
(A-01-D-01, pag. 5196)
en/of
[naam 16] gedurende 140 uur per maand vanaf 1 januari 2010 kinderopvang geniet bij [opvang 6]
(A-01-D-01, pag. 5197)
en/of (
(aanvraag A-049 [medeverdachte 12] )
[naam 17] gedurende 230 uur per maand vanaf 1 mei 2009 kinderopvang geniet bij [opvang 11] (A-49-D-01, pag. 6407)
en/of
(aanvraag A-010 [medeverdachte 13] )
[naam 18] gedurende 135 uur per maand en/of [naam 19] gedurende 135 uur vanaf 7 januari 2009 (beiden) kinderopvang geniet(en) bij [opvang 10] en/of [naam 20] gedurende 230 uur per maand vanaf 7 januari 2009 kinderopvang geniet bij [opvang 12] (A-10-D-01, pag. 6372)
en/of
(aanvraag A-016 [medeverdachte 14] )
[naam 21] gedurende 140 uur per maand vanaf 4 januari 2009 kinderopvang geniet bij [opvang 13] (A-016-D-01, pag. 5712)
en/of
(aanvraag V-06/A-031 [medeverdachte 15] )
[naam 22] gedurende 230 uur per maand vanaf 1 juni 2009 kinderopvang geniet bij [opvang 14] (A-031-D-01, pag. 6020)
en/of
(aanvraag A-006 [medeverdachte 16] )
[naam 23] gedurende 230 uur per maand en/of [naam 24] gedurende 140 uur per maand vanaf
4 januari 2009 (beiden) kinderopvang geniet(en) bij [opvang 6] (D-016, pag. 9822)
en/of
(aanvraag A-071 [medeverdachte 17] )
[naam 25] gedurende 140 uur per maand en/of [naam 25] gedurende 140 uur per maand en/of
[naam 26] gedurende 140 uur per maand vanaf 2 januari 2009 (allen/beiden) kinderopvang geniet(en) bij [opvang 13] (A-071-D-01, pag. 7002)
en/of
OPV4
(aanvraag A-153 [medeverdachte 18] )
[naam 27] gedurende 219 uur per maand vanaf 2 maart 2010 kinderopvang geniet bij [opvang 15] en/of [naam 28] gedurende 219 uur per maand vanaf 2 maart 2010 kinderopvang geniet bij [opvang 15]
(A-153-D-03, pag. 9146)
en/of
(aanvraag A-159 [medeverdachte 19] )
[naam 29] gedurende 220 uur per maand en/of [naam 30] gedurende 220 uur
per maand vanaf 24 september 2010 (beiden) kinderopvang geniet(en) bij [opvang 16] (A-159-D-01,
pag. 9383)
en/of
(aanvraag A-163 [medeverdachte 20] )
[naam 31] gedurende 230 uur per maand vanaf 3 januari 2010 kinderopvang geniet bij [opvang 17] (A-163-D-08, pag. 9576)
waardoor verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) de suggestie heeft/hebben gewekt dat de persoon genoemd op de aanvraag en/of wijziging Kinderopvangtoeslag recht had op deze toeslag, waardoor
de Belastingdienst is bewogen tot uitbetaling van voornoemd(e) toeslag(en) (tot (een) geldbedrag(en)
van in totaal circa 489.414 euro);
2.
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 november 2009 tot en met 2 maart 2011 te Amsterdam Zuidoost, gemeente Amsterdam, althans in Nederland en/of Suriname, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt, althans heeft/hebben witgewassen, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) (een) voorwerp(en), te weten (een) geldbedrag(en) (van in totaal circa 489.414 euro, althans circa 118.400 euro) en/of een woning in Suriname verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
3.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 26 oktober 2009 tot en met 2 maart 2011 te Amsterdam Zuidoost, gemeente Amsterdam, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten
- een samenwerkingsverband, bestaande uit haar, verdachte en/of [medeverdachte 21] en/of [medeverdachte 22] en/of [medeverdachte 23] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 24] en/of [medeverdachte 16] en/of
[medeverdachte 15] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 25] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer andere natuurlijke personen (OPV 1), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
- oplichting (artikel 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht) en/of
- witwassen (artikel 420ter/bis Wetboek van Strafrecht) en/of
- valsheid in geschrift (artikel 225 Wetboek van Strafrecht).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

In de tenlastelegging zijn onder feit 1 de aanvragen kinderopvangtoeslag van een groot aantal aanvragers opgenomen. De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte vrijgesproken ten aanzien van de aanvragen van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] . Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak voor deze aanvragen. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze vrijspraken geen hoger beroep open.
Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen deze vrijspraken.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof een andere bewijsconstructie hanteert, en tot een andere straf komt dan de rechtbank.

Bespreking in hoger beroep gevoerd verweer

Standpunt verdediging
De verdachte voert geen verweer tegen de bewezenverklaring door de rechtbank van de feiten 1 en 2.
Het verweer in hoger beroep ziet op een deel van de bewezenverklaring van feit 3. De rechtbank heeft ten onrechte bewezen verklaard dat de verdachte samen met [medeverdachte 16] en [medeverdachte 25] heeft deelgenomen aan een criminele organisatie; de verdachte heeft geen enkele bemoeienis gehad met [medeverdachte 16] en [medeverdachte 25]
en kende hen ook niet. Mogelijk dat [medeverdachte 16] en [medeverdachte 25] samen met [medeverdachte 21] en [medeverdachte 23] gelijktijdig een organisatie in kinderopvangtoeslagfraude hadden, maar dit was niet de organisatie waar zij deel van uitmaakte, hetgeen consequenties heeft voor het benadelingsbedrag en de strafmaat. Voor dit onderdeel dient vrijspraak te volgen.
Beoordeling hof
Het hof verwerpt het verweer. Voor de bewezenverklaring van ‘een organisatie’ als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is vereist dat sprake is van een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en tenminste één andere persoon. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat een persoon om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met, alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is.
Uit het dossier blijkt overigens dat zowel de verdachte als de medeverdachte [medeverdachte 16] betrokken waren
bij de aanvraag kinderopvangtoeslag van [naam 32] (p. 0183 ZD 1).
Dat sprake zou zijn van een andere criminele organisatie, die gelijktijdig actief was naast de criminele organisatie waar de verdachte van deel uitmaakte en met deels dezelfde personen, ziet het hof dan ook niet.
Uit het voorgaande volgt dat het hof bewezen acht dat de verdachte samen met [medeverdachte 21] ,
[medeverdachte 23] , [medeverdachte 16] en [medeverdachte 25] heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven. Het hof acht – met de rechtbank – niet bewezen dat verdachte ook na haar vertrek naar Suriname, begin april 2010, nog bij deze organisatie betrokken is geweest en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij in de periode van 12 november 2009 tot en met 17 november 2010 te Amsterdam,
tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels de Belastingdienst heeft bewogen tot afgifte van geld, immers hebben verdachte en haar mededaders telkens
- ter verkrijging van Kinderopvangtoeslag - documenten, te weten valselijk opgemaakte elektronische aanvragen en wijzigingen Kinderopvangtoeslag
bij de Belastingdienst ingediend, inhoudende onder meer dat
de in de aanvragen en wijzigingen genoemde kinderen gedurende een in de aanvragen en wijzigingen genoemd aantal uren per maand per een in de aanvragen en wijzigingen genoemde ingangsdatum kinderopvang genieten, namelijk dat
aanvraag V-03 [medeverdachte 5]
[naam 8] gedurende 105 uur per maand vanaf 4 januari 2009 kinderopvang geniet bij [opvang 6]
en
aanvraag A-073 [medeverdachte 6]
[naam 9] gedurende 260 uur per maand vanaf 6 januari 2009 kinderopvang geniet bij
[opvang 7]
en
aanvraag A-091 [medeverdachte 26]
[naam 10] gedurende 230 uur per maand vanaf 1 januari 2009 kinderopvang geniet bij [opvang 8]
en
aanvraag A-026 [medeverdachte 8]
[naam 11] gedurende 135 uur per maand vanaf 3 januari 2009 kinderopvang geniet bij [opvang 9]
en [naam 11] gedurende 140 uur per maand vanaf 16 april 2009 kinderopvang geniet bij [opvang 9]
en
aanvraag A-056 [medeverdachte 9]
[naam 12] gedurende 135 uur per maand vanaf 7 januari 2009 kinderopvang geniet
bij [opvang 10]
en
aanvraag A-013 [medeverdachte 10]
[naam 13] gedurende 130 uur per maand en [naam 14] gedurende 130 uur per maand vanaf
8 januari 2009 beiden kinderopvang genieten bij [opvang 6]
en
aanvraag A-001 [medeverdachte 11]
[naam 15] gedurende 135 uur per maand vanaf 4 januari 2009 kinderopvang geniet bij [opvang 6]
(en [naam 16] gedurende 140 uur per maand vanaf 1 januari 2010 kinderopvang geniet bij [opvang 6] en
aanvraag A-049 [medeverdachte 12]
[naam 17] gedurende 230 uur per maand vanaf 1 mei 2009 kinderopvang geniet bij [opvang 11] en
aanvraag A-010 [medeverdachte 13]
[naam 18] gedurende 135 uur per maand en [naam 19] gedurende 135 uur vanaf 7 januari 2009 beiden kinderopvang genieten bij [opvang 10] en [naam 20] gedurende 230 uur per maand vanaf
7 januari 2009 kinderopvang geniet bij [opvang 12]
en
aanvraag A-016 [medeverdachte 14]
[naam 21] gedurende 140 uur per maand vanaf 4 januari 2009 kinderopvang geniet bij [opvang 13]
en
aanvraag V-06/A-031 [medeverdachte 15]
[naam 22] gedurende 230 uur per maand vanaf 1 juni 2009 kinderopvang geniet bij [opvang 14]
en
aanvraag D-016 [medeverdachte 16]
[naam 23] gedurende 230 uur per maand en [naam 24] gedurende 140 uur per maand vanaf
4 januari 2009 beiden kinderopvang genieten bij [opvang 6]
en
aanvraag A-071 [medeverdachte 17]
[naam 25] gedurende 140 uur per maand en [naam 25] gedurende 140 uur per maand
en [naam 26] gedurende 140 uur per maand vanaf 2 januari 2009 beiden kinderopvang genieten
bij [opvang 13] en
aanvraag A-153 [medeverdachte 18]
[naam 27] gedurende 219 uur per maand vanaf 2 maart 2010 kinderopvang geniet bij [opvang 15]
en [naam 28] gedurende 219 uur per maand vanaf 2 maart 2010 kinderopvang geniet bij [opvang 15]
en
aanvraag A-159 [medeverdachte 19]
[naam 29] gedurende 220 uur per maand en [medeverdachte 19] gedurende 220 uur per maand vanaf 24 september 2010 beiden kinderopvang genieten bij [opvang 16]
en
aanvraag A-163 [medeverdachte 20]
[naam 31] gedurende 230 uur per maand vanaf 3 januari 2010 kinderopvang geniet bij [opvang 17]
waardoor verdachte en haar mededaders telkens de suggestie hebben gewekt dat de persoon genoemd op de aanvraag en wijziging Kinderopvangtoeslag recht had op deze toeslag, waardoor de Belastingdienst is bewogen tot uitbetaling van voornoemde toeslagen tot een geldbedrag van in totaal circa € 370.132,00;
2.
zij in de periode van 17 november 2009 tot en met 2 maart 2011 te Amsterdam en Suriname, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft verdachte geldbedragen van in totaal circa € 46.800,00 verworven en voorhanden gehad terwijl zij wist dat deze geldbedragen middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf;
3.
zij in de periode van 26 oktober 2009 tot en met begin april 2010 te Amsterdam heeft deelgenomen
aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband, bestaande uit haar en [medeverdachte 21] ,
[medeverdachte 23] , [medeverdachte 16] en [medeverdachte 25] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
- oplichting en
- witwassen en
- valsheid in geschrift .
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd
ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde
een gewoonte maken van witwassen
ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met aftrek van voorarrest.
De verdediging heeft verzocht in het geval van een bewezenverklaring aan de verdachte een taakstraf
op te leggen, eventueel in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat bij het vaststellen van de strafmaat passend zou zijn te kijken naar het
bedrag van feit 1. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft vijf jonge kinderen die volledig afhankelijk van haar zijn. Zij heeft geen opvang voor de kinderen in geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. Daar komt bij dat de verdachte gezondheidsproblemen heeft, waardoor zij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet aan kan.
Tevens dient rekening te worden gehouden met de termijn die is verstreken sinds onderhavige feiten
zijn gepleegd en de overschrijding van de redelijke termijn.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte en haar mededaders hielden zich op grote schaal bezig met het valselijk opmaken
en indienen van aanvraag- en wijzigingsformulieren voor het verkrijgen van kinderopvangtoeslag.
De verdachte en haar mededaders wisten dat de aanvragers geen recht hadden op kinderopvangtoeslag. Deze personen verstrekten hun gegevens aan de verdachte en/of haar mededaders waarna de aanvraag
bij de Belastingdienst werd ingediend. Deze aanvragers dienden vervolgens een aanzienlijk deel van
het van de Belastingdienst ontvangen geld aan de verdachte en/of haar mededaders af te dragen.
De verdachte maakte er een gewoonte van de op deze wijze verkregen geldbedragen wit te wassen.
De verdachte speelde bij deze in georganiseerd verband gepleegde grootschalige fraude een essentiële rol.
De verdachte heeft door haar handelen op grove wijze misbruik gemaakt van een regeling die de overheid in het leven heeft geroepen om ouders met kinderen in de gelegenheid te stellen te (blijven) werken en hun kinderen buitenshuis te laten opvangen. De verdachte heeft haar eigen financiële gewin vooropgesteld en is voorbijgegaan aan het nadeel dat zij de Belastingdienst en daarmee de Nederlandse samenleving heeft berokkend. De aanvragers dienden de onterecht ontvangen kinderopvangtoeslag aan de Belastingdienst terug te betalen, inclusief de substantiële bedragen die zij hadden afgedragen aan verdachte en haar mededaders.
Het hof neemt voor de op te leggen straf het benadelingsbedrag van feit 1 € 370.132,- tot uitgangspunt
en slaat daarbij acht op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Voor een fraudebedrag tussen de € 250.000 en € 500.000 wordt in de oriëntatiepunten een gevangenisstraf voor
de duur van 12 tot 18 maanden gehanteerd als vertrekpunt voor het bepalen van de straf. Het hof weegt
in het nadeel van de verdachte mee hetgeen hiervoor is overwogen, alsmede de omstandigheid de oplichtingen gedurende een langere tijd hebben plaatsvonden.
Het hof is van oordeel dat de ernst van de feiten geen ruimte laat voor een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van geruime duur. De door verdachte naar voren gebrachte persoonlijke (ook medische) omstandigheden zijn geen reden daarvan af te zien. Wel ziet het hof in de persoonlijke omstandigheden aanleiding de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf enigszins te matigen. Alles afwegende is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden in beginsel passend is en geboden.
Het hof houdt ook rekening met de omstandigheid dat de redelijke termijn is overschreven.
Op 2 maart 2011, de dag waarop dat de verdachte in verzekering is gesteld is voornoemde termijn gaan lopen. Dit betekent dat uitgaande van een termijn van twee jaren per instantie, de redelijke termijn met ruim vijf jaren is overschreven. Gelet op deze overschrijding en de omstandigheid dat het gaat om feiten die zich afspeelden tussen 2009 en 2011 zal het hof de gevangenisstraf matigen met vijf maanden en in plaats van 14 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen (9) maanden opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 57, 140, 326 en 420ter van het
Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart de verdachte niet ontvankelijk in haar hoger beroep voorzover dat is gericht tegen
de in feit 1 van het vonnis opgenomen vrijspraken met betrekking tot de aanvragers [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] .
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde
heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld
en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
negen (9)maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in
artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin
zitting hadden mr. P. Greve, mr. S. Clement en mr. A.R.O. Mooy, in tegenwoordigheid van
mr. S.W.H. Bootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof
van 8 oktober 2020.