ECLI:NL:GHAMS:2020:4123
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging vonnis met aanvulling van gronden inzake bezit en verspreiden van kinderporno en dierenporno
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak in eerste aanleg. Dit is in lijn met artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat tegen een vrijspraak geen hoger beroep openstaat.
Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 9 en 27 oktober 2020 gehouden en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die heeft gevorderd dat de verdachte dezelfde straf opgelegd krijgt als in eerste aanleg. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep bevestigd, maar met aanvulling van gronden. De verdediging heeft aangevoerd dat er sprake zou zijn van illegale opsporing en een inbreuk op het privéleven van de verdachte, maar het hof heeft dit verweer verworpen. Het hof oordeelde dat de Koninklijke Marechaussee (KMar) als opsporingsambtenaar bevoegd was en dat er geen sprake was van onrechtmatige opsporing.
De beslissing van het hof houdt in dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep voor de vrijspraak en dat het vonnis van de politierechter wordt bevestigd. Het hof heeft de inhoud van de in beslag genomen telefoon van de verdachte als bewijs geaccepteerd, en de verzoeken van de verdediging om verder onderzoek zijn afgewezen. Het hof concludeert dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.