In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1991, was aangeklaagd voor mishandeling van zijn echtgenote op 6 oktober 2018 te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het gooien van een Maxi-Cosi tegen de arm van het slachtoffer en het meermaals trappen, schoppen en slaan van haar met een riem. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging kwam. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zijn echtgenote heeft mishandeld, waarbij het geweld plaatsvond in de aanwezigheid van hun jonge kinderen. De verdachte werd eerder door de politierechter veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een zwaardere straf geëist, maar het hof heeft uiteindelijk een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en een taakstraf van 120 uren opgelegd. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, waaronder zijn vaste baan en de reeds ingeschakelde hulpverlening. Het hof heeft de verdachte ook verplicht om zich te melden bij de reclassering gedurende de proeftijd. De beslissing is genomen op basis van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van het bewezenverklaarde.