ECLI:NL:GHAMS:2020:4088
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in verband met handel in verdovende middelen
Dit arrest is gewezen door het gerechtshof Amsterdam in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 8 augustus 2019. De zaak betreft de verdachte, geboren in 1988, die in hoger beroep is gegaan tegen het vonnis van de politierechter. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 7 oktober 2020 gehouden en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een geldboete van € 587,00.
Het hof heeft de behandeling van de zaak in hoger beroep in overweging genomen, rekening houdend met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft besloten het vonnis waarvan beroep te bevestigen, maar met een nadere overweging over de gevorderde geldboete. Het hof is van oordeel dat de gevorderde geldboete geen passende straf is, omdat de verdachte niet is beschuldigd van de handel in verdovende middelen en dit niet is bewezen. De wet biedt in deze situatie geen mogelijkheid voor verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen geldbedrag. Het hof concludeert dat het opleggen van een geldboete in deze context niet gerechtvaardigd is en dat het openbaar ministerie het conservatoir beslag op het inbeslaggenomen geldbedrag op passende wijze moet afhandelen.
In de beslissing bevestigt het hof het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van de overwegingen die zijn gemaakt. Dit arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 oktober 2020, waarbij mr. N. van der Wijngaart niet in staat was om het arrest mede te ondertekenen.