In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam, dat op 3 juli 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1987 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor het verstoren van de openbare orde. De tenlastelegging betrof een incident op 30 januari 2016, waarbij de verdachte in staat van dronkenschap op de Oudezijds Voorburgwal in Amsterdam de orde verstoorde door te schreeuwen en zo de aandacht van omstanders te trekken. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en heeft het eerdere vonnis vernietigd. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.
De strafbaarheid van de verdachte werd niet uitgesloten, en het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan in overweging genomen. De verdachte had eerder strafbare feiten gepleegd en was ten tijde van het hoger beroep dakloos, met een inkomen uit een Wajong-uitkering. Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op basis van de draagkracht van de verdachte en de tijd die sinds het feit was verstreken. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 50,00 en 1 dag hechtenis, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij gebreke van betaling.
De beslissing van het hof is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het arrest is uitgesproken in een openbare zitting.