ECLI:NL:GHAMS:2020:4086

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 september 2020
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
23-001352-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep en bevestiging vonnis rechtbank

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 april 2019. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten 2, 3, 4 en 5. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraken in eerste aanleg, op basis van artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dit artikel bepaalt dat tegen vrijspraken geen hoger beroep openstaat.

Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 8 september 2020 gehouden en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die een gevangenisstraf van 7 maanden voorstelde voor de feiten 1 en 6. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep bevestigd, maar heeft wel het bewijsverweer met betrekking tot feit 6 besproken. De raadsvrouw van de verdachte had vrijspraak bepleit voor feit 6, omdat de camerabeelden volgens haar van onvoldoende kwaliteit waren voor een betrouwbare herkenning.

Het hof heeft echter geoordeeld dat de camerabeelden voldoende kwaliteit hadden voor een herkenning en dat de processen-verbaal van herkenning bruikbaar zijn voor het bewijs. Het hof heeft de argumenten van de raadsvrouw verworpen en zich aangesloten bij de rechtbank. De beslissing van het hof was om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep voor de vrijspraken en het vonnis van de rechtbank te bevestigen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001352-19
datum uitspraak: 22 september 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 april 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-702545-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
adres: [adres]

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2, 3, 4 en 5 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 september 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 6 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep – voor zover inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen – en zal dit derhalve bevestigen, met dien verstande dat het hof ten aanzien van het onder 6 tenlastegelegde het ter terechtzitting in hoger beroep gevoerde bewijsverweer met betrekking tot het gebruik voor het bewijs van de processen-verbaal van herkenning bespreekt.

Bewijsoverweging met betrekking tot feit 6

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw vrijspraak van het onder 6 tenlastegelegde bepleit vanwege gebrek aan bewijs. Daartoe is aangevoerd dat de camerabeelden van onvoldoende kwaliteit zijn om daarop een herkenning te kunnen baseren. Daarnaast zijn de persoonskenmerken op basis waarvan de verbalisanten tot een herkenning komen van te algemene aard om uit te gaan van een betrouwbare herkenning en is sprake van gekleurdheid met betrekking tot de herkenning van verbalisant [verbalisant 1].
Het hof heeft vastgesteld dat de camerabeelden van dusdanige kwaliteit zijn dat op basis daarvan een herkenning mogelijk is. Het hof ziet dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid of de waarachtigheid van de processen-verbaal van herkenning in het dossier. De inhoud van de nadien tot stand gekomen aanvullende processen-verbaal maakt dit niet anders. Daarbij neemt het hof ook in overweging dat verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de verdachte kort voor de totstandkoming van de processen-verbaal van herkenning gedurende enige tijd zelf hebben verhoord. Mede tegen de achtergrond van de herkenning door [verbalisant 2] ziet het hof in de omstandigheid dat de verbalisant [verbalisant 3] mogelijk informatie heeft verstrekt aan verbalisant [verbalisant 1] met betrekking tot de persoon die op de beelden te zien, onvoldoende reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de herkenning door [verbalisant 1]. Het hof acht de processen verbaal bruikbaar voor het bewijs en sluit zich aan bij de rechtbank.
Het verweer wordt verworpen.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Kortenhorst, mr. M.M.H.P. Houben en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. L. Pothast, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 september 2020.
=========================================================================
[…]