Uitspraak
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
Oplegging van straf
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak, op basis van artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering, waaruit blijkt dat tegen een vrijspraak geen hoger beroep openstaat.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter voor het overige bevestigd, maar de opgelegde straf vernietigd. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken voor twee winkeldiefstallen, waarbij parfum en siermagneten waren gestolen. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van één maand geëist. Het hof heeft echter geoordeeld dat de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, een zwaardere straf rechtvaardigen. De verdachte had samen met een ander de diefstallen gepleegd op een slinkse manier, waarbij gebruik werd gemaakt van een 'jammer' om detectiepoortjes te beïnvloeden.
Bij het bepalen van de straf heeft het hof rekening gehouden met de professionele wijze waarop de diefstallen zijn gepleegd en het feit dat de verdachte niet ter terechtzitting is verschenen. Het hof heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van zes weken opgelegd, waarbij de tijd in voorarrest in mindering zal worden gebracht. De beslissing is genomen in het kader van de artikelen 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft geen verzachtende omstandigheden gehoord die een lagere straf zouden rechtvaardigen.