ECLI:NL:GHAMS:2020:4084

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 september 2020
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
23-001338-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep tegen vrijspraak door rechtbank Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 april 2019. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van meerdere tenlastegelegde feiten. Het hoger beroep was door de verdachte ingesteld, maar was mede gericht tegen de vrijspraken die in eerste aanleg waren gegeven. Volgens artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat er voor de verdachte geen hoger beroep open tegen deze vrijspraken. Het hof heeft daarom de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraken.

Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 8 september 2020 gehouden en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die een gevangenisstraf van drie maanden had geëist. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep bevestigd, voor zover dit inhoudelijk aan het oordeel van het hof was onderworpen. De argumenten van de raadsvrouw hebben het hof niet tot andere overwegingen of beslissingen gebracht dan de rechtbank.

De beslissing van het hof houdt in dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep tegen de vrijspraken en dat het vonnis van de rechtbank wordt bevestigd. Deze uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de betrokken rechters en griffier aanwezig tijdens de openbare terechtzitting.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001338-19
datum uitspraak: 22 september 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 april 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-702546-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
adres: [adres]

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2, 3, 4 en 5 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 september 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van voorarrest.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep – voor zover inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen – en zal dit derhalve bevestigen.
Hetgeen de raadsvrouw ter terechtzitting in hoger beroep omtrent de bewijsvraag en de strafmaat naar voren heeft gebracht heeft het hof niet tot andere overwegingen en beslissingen gebracht dan de rechtbank.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Kortenhorst, mr. M.M.H.P. Houben en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. L. Pothast, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 september 2020.
=========================================================================
[…]