In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2001, was eerder veroordeeld tot een werkstraf van 20 uren vanwege wederspannigheid. De zaak betreft een incident op 30 augustus 2018, waarbij de verdachte zich met geweld heeft verzet tegen de aanhouding door politieambtenaren, die hem wilden aanhouden voor verstoring van de openbare orde. Tijdens de zittingen in hoger beroep heeft de raadsman vrijspraak bepleit, stellende dat de verdachte niet tegen de aanhouding heeft verzet, maar dat zijn gedrag een reactie was op buitensporig geweld van de verbalisanten. Het hof heeft echter de verklaringen van de verbalisanten als geloofwaardig beoordeeld en de lezing van de verdediging verworpen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich met geweld heeft verzet tegen de ambtenaren en heeft het vonnis van de kinderrechter vernietigd. De verdachte is opnieuw veroordeeld tot een werkstraf van 20 uren, waarbij het hof de ernst van het feit en het gebrek aan respect voor het openbaar gezag in aanmerking heeft genomen. De op te leggen straf is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.