ECLI:NL:GHAMS:2020:4075

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 augustus 2020
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
23-004508-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de kinderrechter inzake mishandeling van een slachtoffer door een minderjarige verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 28 november 2019 was gewezen. De zaak betreft een minderjarige verdachte, geboren in 2001, die beschuldigd werd van mishandeling van een slachtoffer op 11 april 2019 in Amsterdam. De verdachte heeft het tenlastegelegde feit bekend, waarbij hij het slachtoffer in het gezicht heeft geslagen en gestompt. Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter vernietigd, omdat het tot een andere bewijsconstructie is gekomen. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling, maar sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten.

De kinderrechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een werkstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep dezelfde straf gevorderd. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet eerder onherroepelijk strafrechtelijk is veroordeeld en heeft gelet op het advies van de Raad voor de Kinderbescherming, die een kale werkstraf adviseerde. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 30 uren, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie indien deze niet naar behoren wordt verricht.

De beslissing van het hof is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de wettelijke voorschriften toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde. Het arrest is uitgesproken op een openbare terechtzitting, waarbij de griffier aanwezig was. Mr. M.J.A. Duker was buiten staat om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004508-19
datum uitspraak: 4 augustus 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 28 november 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-684070-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
adres: [adres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 maart 2020 en 21 juli 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 11 april 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] in/op/tegen het gezicht, in elk geval op/tegen het lichaam, te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/of te trappen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewijsconstructie komt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 11 april 2019 te Amsterdam, [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] in het gezicht te slaan en te stompen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Nu de verdachte het tenlastegelegde feit heeft bekend en door of namens hem in hoger beroep geen vrijspraak is bepleit, volstaat het hof met de navolgende opsomming van de bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, Sv:
1. Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 11 april 2019 met nummer PL1300-2019075047-1, in de wettelijke vorm opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] (dossierpag. 3-8);
2. Een proces-verbaal van bevindingen van 11 april 2019 met nummer PL1300-2019075047-4, in de wettelijke vorm opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] (dossierpag. 9-13);
3. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 21 juli 2020.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kinderrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 30 uren subsidiair 15 dagen jeugddetentie.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een mishandeling, waarbij hij een deel van zijn geweldshandelingen al filmend met zijn mobiele telefoon heeft vastgelegd. Het hof rekent de verdachte dit gedrag ernstig aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 juli 2020 is hij niet eerder onherroepelijk strafrechtelijk veroordeeld.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft ter terechtzitting in hoger beroep geadviseerd de verdachte voor dit feit af te straffen door middel van een kale werkstraf.
Het hof heeft acht geslagen op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictgroepen zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor Straftoemeting Jeugd, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Bij de vaststelling van deze oriëntatiepunten wordt uitgegaan van het modale feit gepleegd door
first offenders. Ter zake van een mishandeling waarbij meerdere klappen, schoppen of trappen zijn gegeven, wordt een werkstraf voor de duur van 40 uren genoemd.
Ten voordele van de verdachte houdt het hof bij strafoplegging rekening met de toepasselijkheid van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, gelet op de op 14 mei 2020 aan de verdachte opgelegde strafbeschikking.
Het hof acht, alles afwegende, een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen jeugddetentie.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. W.F. Groos en mr. M. Senden, in tegenwoordigheid van mr. L. Pothast, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 augustus 2020.
Mr. M.J.A. Duker is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]