ECLI:NL:GHAMS:2020:4067

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 juli 2020
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
23-001495-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in een fraudezaak met creditcards

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 7 juni 2016 was gewezen. De verdachte, geboren in 1974, was beschuldigd van fraude door het aanvragen van creditcards op naam van een benadeelde partij. De tenlastelegging omvatte het indienen van een aanvraag voor creditcards, het invullen van een aanvraagformulier, het opgeven van een rekeningnummer van de benadeelde, en het verstrekken van valse documenten, waaronder een kopie van een bankpas en een paspoort. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 19 juni 2020 gehouden, waarbij de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte hun standpunten naar voren hebben gebracht.

Het hof heeft vastgesteld dat de aanvraag voor de creditcards op 20 maart 2013 is gedaan en dat er een betaling met een van de creditcards op 8 april 2013 heeft plaatsgevonden. De verdachte werd vrijgesproken omdat de tenlastelegging niet kon worden bewezen, met name de pleegdatum van 2 april 2013, die niet door processtukken werd ondersteund. De benadeelde partij had een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar omdat de verdachte niet schuldig werd bevonden, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij van de tenlastelegging.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001495-19
Datum uitspraak: 3 juli 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 7 juni 2016 in de strafzaak onder parketnummer
15-199233-14 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
adres: [adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
19 juni 2020.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 2 april 2013 te Zaandijk, gemeente Zaanstad, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de Rabobank en/of International Card Service B.V. heeft bewogen tot de afgifte van twee, althans één of meer, creditcards op naamgesteld van [benadeelde], in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid - een aanvraag voor die creditcards gedaan op naam van die [benadeelde] en/of
- een aanvraag voor die creditcards gedaan op naam van die [benadeelde] en/of
- een aanvraagformulier ingevuld op naam van die [benadeelde] en/of
- ( daarbij) een rekeningnummer, te weten [rekeningnummer] (zijnde het rekeningnummer van [benadeelde]) opgegeven en/of
- een kopie van de bankpas en/of een kopie van de loonstrook en/of een kopie paspoort van die [benadeelde] verstrekt en/of
- een vals opgemaakte handtekening van die [benadeelde] geplaatst,
waardoor de Rabobank en/of International Card Service B.V. werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof kan niet worden bewezen hetgeen de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Uit het dossier blijkt dat de aanvraag voor de creditcards is gedaan op 20 maart 2013 (doorgenummerde pagina’s 17-18). Verder blijkt dat met één van deze creditcards een eerste betaling is verricht op 8 april 2013 (doorgenummerde pagina 22).
Het hof concludeert daarom dat de Rabobank en/of International Card Services B.V. ergens in de periode tussen 20 maart 2013 en 8 april 2013 moet zijn bewogen tot de afgifte van de creditcards, maar kan op grond van de stukken in het dossier niet vaststellen wanneer dit is geweest. Het hof merkt daarbij op dat in de kop van de aangifte van [benadeelde] 2 april 2013 als pleegdatum wordt genoemd, maar stelt vast dat die datum niet wordt ondersteund door enig processtuk.
Nu de ten laste legging inhoudt dat de verdachte de Rabobank en/of International Card Services B.V. ‘op of omstreeks 2 april 2013’ heeft bewogen tot afgifte van de creditcards, moet hij hiervan worden vrijgesproken, omdat deze in de tenlastelegging genoemde pleegdatum, dan wel de pleegperiode ‘omstreeks 2 april 2013’ (daaronder verstaan en periode van één of twee dagen voor of na 2 april 2013), niet kan worden bewezen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 7.134,80. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.238,51, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 april 2013.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd, aanvankelijk voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering. Ter zitting heeft de benadeelde partij haar vordering verminderd tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan reeds daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S.M.M. Bordenga, mr. J. Piena en mr. J.W.H.G. Loyson, in tegenwoordigheid van
mr. L. Pothast, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
3 juli 2020.
=========================================================================
[…]