ECLI:NL:GHAMS:2020:4057

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 maart 2020
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
23-002614-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep voor aanranding en schending van de eerbaarheid na gebrek aan bewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 13 juli 2017. De verdachte was beschuldigd van aanranding en schending van de eerbaarheid, gepleegd op 6 augustus 2016 in Amstelveen. De tenlastelegging omvatte het dwingen van een benadeelde tot ontuchtige handelingen en het tonen van zijn ontblote geslachtsdeel in het openbaar. Tijdens het hoger beroep heeft het hof het procesdossier en de verklaringen van de betrokkenen bestudeerd. De verdachte werd kort na het incident aangetroffen in het park, maar het hof oordeelde dat het signalement van de aangeefster te algemeen was om de verdachte met zekerheid te kunnen identificeren. Bovendien werd er DNA-materiaal aangetroffen op de kleding van de aangeefster, maar het NFI kon geen definitieve conclusies trekken over de herkomst van dit DNA, omdat het benodigde materiaal niet meer beschikbaar was voor verder onderzoek. Het hof concludeerde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de tenlastegelegde feiten. Daarom werd het vonnis van de rechtbank vernietigd en werd de verdachte vrijgesproken. Tevens werd de vordering van de benadeelde partij afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden. De kosten werden door beide partijen gedragen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002614-17
datum uitspraak: 17 maart 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 13 juli 2017 in de strafzaak onder de parketnummers 13-669121-16 en 13-654075-15 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 september 2018 en 3 maart 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 6 augustus 2016 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [benadeelde] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), immers - heeft hij, verdachte, (onverhoeds) die [benadeelde] van achteren benaderd en/of (met beide handen) de borsten van die [benadeelde] vastgepakt en/of vastgegrepen en/of betast en/of - heeft hij, verdachte, zijn (onder)lijf tegen de billen van die [benadeelde] aangedrukt en/of daarbij rijdende bewegingen gemaakt en/of daarbij grommende geluiden gemaakt en/of - heeft hij, verdachte, aan de kleding van die [benadeelde] getrokken en/of gerukt;
2.
hij op of omstreeks 6 augustus 2016 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten het park De Braak, door zijn ontblote geslachtsdeel in zijn hand(en) vast te houden (in tegenwoordigheid van [benadeelde]) en/of zichzelf te bevredigen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een vrijspraak komt.

Vrijspraak

Anders dan de advocaat-generaal en de rechtbank is het hof van oordeel dat op basis van het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Het hof overweegt daartoe het volgende.
Op zaterdag 6 augustus 2016 doet aangeefster aangifte van aanranding in een park in Amstelveen, waarbij zij een signalement van de dader opgeeft. Wanneer verbalisanten kort na het incident ter plaatse komen treffen ze de verdachte aan in het park. Hij voldoet volgens hen aan het door aangeefster aan de meldkamer opgegeven signalement.
Het hof is van oordeel dat het door aangeefster opgegeven signalement echter van te algemene aard is en te weinig specifieke kenmerken bevat om daaruit de conclusie te trekken dat het de verdachte is geweest die aangeefster kort daarvoor heeft aangerand.
Verder wordt op de kleding van aangeefster een DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal drie personen. Het NFI rapporteert dat dit celmateriaal afkomstig kan zijn van aangeefster, de verdachte en een onbekende derde. Dit betekent dat het DNA-profiel van de verdachte (gedeeltelijk) voorkomt in de DNA-kenmerken van het DNA-mengprofiel, maar dat nader onderzoek vereist is om de bewijswaarde te kunnen berekenen. Het hof heeft dit nadere onderzoek bij tussenarrest gelast, maar het onderzoek heeft niet plaats kunnen vinden, nu het DNA van verdachte niet meer bij het NFI beschikbaar was.
Het hof is van oordeel dat zonder de bewijswaarde (in de vorm van een mathematische berekening) het op aangeefster aangetroffen DNA-mengprofiel niet kan worden gebruikt om vast te stellen of, dan wel met welke mate van waarschijnlijkheid, de verdachte de donor is geweest van het spoor.
Tot slot overweegt het hof dat bij de foslo-confrontatie, waarbij aangeefster tien foto’s zijn getoond waaronder die van de verdachte, geen sprake is geweest van een 100% herkenning door aangeefster van de verdachte.
Gelet op het vorenstaande acht het hof derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 13 augustus 2015 opgelegde voorwaardelijke geldboete van € 350,00 subsidiair 7 dagen hechtenis. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Nu de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 900,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 650,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 16 augustus 2016, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 13 augustus 2015, parketnummer 13-654075-15, voorwaardelijk opgelegde geldboete van € 350,00 subsidiair 7 dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. P. Greve en mr. N.J.M. de Munnik, in tegenwoordigheid van
mr. L. Pothast, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 maart 2020.
Mr. P. Greve en mr. N.J.M. de Munnik zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]