ECLI:NL:GHAMS:2020:4055

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 februari 2020
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
23-000979-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met braak en valse sleutels, autoinbraak en gebruik van gestolen bankpassen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte is veroordeeld voor diefstal met braak en het gebruik van valse sleutels. De zaak betreft een autoinbraak op 25 januari 2018 in Amstelveen, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte een portemonnee en bankpassen heeft gestolen uit een auto. Na de diefstal heeft de verdachte met de gestolen bankpassen meerdere transacties verricht. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstallen. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk. De uitspraak is gebaseerd op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare delicten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000979-19
datum uitspraak: 28 februari 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 24 januari 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-037645-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 februari 2020.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 januari 2018 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (personen)auto (gekentekend [kenteken])) heeft weggenomen
- een portemonnee (inhoudende onder meer een of meer bankpassen en/of creditcards) en/of
- een rijbewijs, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer ], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijf heeft/hebben
verschaft en/of die weg te nemen portemonnee (inhoudende onder meer een of meer bankpassen en/of creditcards) en/of een rijbewijs onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op of verbreking van een raam/ruit van die (personen)auto;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] of een onbekende dader op of omstreeks 25 januari 2018 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een voertuig (BMW 520d met kenteken [kenteken]) heeft weggenomen een portemonnee (met inhoud) en/of een of meer bankpassen en/of een of meer creditcards en/of een rijbewijs, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer ], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en/of verdachte, en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen/goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen en daar opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
voornoemde [medeverdachte] of onbekende dader naar de omgeving van het voertuig van [slachtoffer ] (BMW 520d met kenteken [kenteken]) heeft gebracht en/of zijn motorscooter aan die [medeverdachte] of onbekende dader ter beschikking heeft gesteld om naar/dichterbij het voertuig van [slachtoffer ] (BMW 520d met kenteken [kenteken]) te gaan
en/of op de uitkijk te staan en/of en/of door vertrek met [medeverdachte] of onbekende dader van bedoelde locatie het bezit van het wederrechtelijk verkregene, de buit, voor voornoemde [medeverdachte] of onbekende dader mogelijk te maken;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 25 januari 2018 te Amstelveen en/of Amsterdam, in elk
geval in Nederland, tezamen en in verenging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit/via een of meer pinautomaten heeft weggenomen, een of meer geldbedrag(en) te weten
  • in/bij [winkel 1], 13,40 Euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan de ABN-Amrobank en/of [slachtoffer ], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
  • in/bij [tankstation 1], 20,10 Euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan de ABN-Amrobank en/of [slachtoffer ], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
  • in/bij het [winkel 2], 20,10 Euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan de Rabobank en/of [slachtoffer ], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
  • in/bij [winkel 3], 20,10 Euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan de Rabobank en/of [slachtoffer ], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- in/bij [winkel 4], 13,40 Euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan Van Lanschot Bankiers en/of [slachtoffer ], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- in/bij [winkel 5], 11,00 Euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan Van Lanschot Bankiers en/of [slachtoffer ], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
  • in/bij [tankstation 2], 11,00 Euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan Van Lanschot Bankiers en/of [slachtoffer ], in elk gevat aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
  • in/bij [winkel 6], 6,70 Euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan de ABN-Amrobank en/of [slachtoffer ], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
  • in/bij [winkel 7], 8,20 Euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan de ABN-Amrobank en/of [slachtoffer ], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
  • in/bij [tankstation 3], 6,70 Euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan de Rabobank en/of [slachtoffer ], in elk gevat aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s), die weg te nemen een of meer geldbedrag(en) onder zijn,
verdachtes en/of zijn mededader(s) bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te
weten één of meer (gestolen en/of wederrechtelijk verkregen) bankpas(sen) en/of de daarbij behorende pincode(’s);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] of een onbekend gebleven dader, op of omstreeks 25 januari 2018 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer geldbedragen, in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer ] (en/of een of meer van nader te noemen bedrijven), in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en/of verdachte, en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedragen/geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van het gebruik van een valse sleutel (te weten een of meer bankpassen op naam van voornoemde [slachtoffer ]), door op voornoemde datum (telkens) contactloos te betalen/pinnen:
  • in/bij [winkel 1], 13,40 Euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan de ABN-Amrobank en/of [slachtoffer ]. in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
  • in/bij [tankstation 1], 20,10 Euro, in elk geval enig geldbedrag. geheel of ten dele toebehorende aan de ABN-Amrobank en/of [slachtoffer ], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
  • in/bij het [winkel 2], 20,10 Euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan de Rabobank en/of [slachtoffer ], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
  • in/bij [winkel 3], 20,10 Euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan de Rabobank en/of [slachtoffer ], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
  • in/bij [winkel 4], 13,40 Euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan Van Lanschot Bankiers en/of [slachtoffer ], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
  • in/bij [winkel 5], 11,00 Euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan Van Lanschot Bankiers en/of [slachtoffer ], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
  • in/bij [tankstation 2], 11,00 Euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan Van Lanschot Bankiers en/of [slachtoffer ], in elk gevat aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
  • in/bij [winkel 6], 6,70 Euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan de ABN-Amrobank en/of [slachtoffer ], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
  • in/bij [winkel 7], 8,20 Euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan de ABN-Amrobank en/of [slachtoffer ], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
  • in/bij [tankstation 3], 6,70 Euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan de Rabobank en/of [slachtoffer ], in elk gevat aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s),
bij het plegen van welk misdrijf, welke misdrijven verdachte toen en daar telkens opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door (telkens) voornoemde [medeverdachte] of onbekende dader met zijn, verdachtes, een motorscooter, een motorvoertuig af te zetten bij een of meer van voornoemde bedrijven, locaties en/of op voornoemde [medeverdachte] of onbekende dader te wachten en/of op de uitkijk te staan en/of door vertrek met [medeverdachte] of onbekende dader van bedoelde locaties het bezit van het wederrechtelijk verkregene, de buit, voor voornoemde [medeverdachte] of onbekende dader mogelijk te maken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit. De verdachte ontkent iets met de diefstallen te maken te hebben.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat het dossier geen enkel aanknopingspunt bevat dat de verdachte betrokken was bij de diefstal uit de auto.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat de enkele aanwezigheid van de verdachte buiten de winkel en het besturen van de motorscooter onvoldoende is om te spreken van een intellectuele of materiële bijdrage van voldoende gewicht. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat uit het dossier niet kan worden afgeleid dat de verdachte wetenschap had van de diefstallen door de medeverdachte. Om die reden kan dan ook niet worden vastgesteld dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking door een grotere rol van de verdachte in de voorbereiding, noch dat het voor de medeplichtigheid vereiste opzet bij de verdachte aanwezig was.
Feiten en omstandigheden
Op basis van het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt het hof de navolgende feiten en omstandigheden vast. [1]
Op 25 januari 2018 is tussen 14.30 en 14.45 uur in een onbewaakte parkeergarage aan de [adres 2] in Amstelveen een ruit van de personenauto met kenteken [kenteken] van de aangever [slachtoffer ] ingeslagen, waarna zijn portemonnee (met daarin bankpassen op naam van aangever en creditcards) en zijn rijbewijs uit het dashboardkastje zijn weggenomen. [2] Kort daarop volgend zijn door contactloos te betalen met die bankpassen in totaal tien transacties als omschreven in de tenlastelegging verricht waardoor aan [slachtoffer ] toebehorende geldbedragen van de bijbehorende rekeningen zijn afgeschreven. [3] Uit een overzicht van de locaties en tijdstippen van voornoemde transacties blijkt dat de totaal afgelegde afstand 7,6 kilometer bedraagt, beginnend bij de (nabij de [adres 2] gelegen) Van der Hooplaan in Amstelveen en eindigend bij de Europaboulevard in Amsterdam. Tussen de eerste transactie (om 14.42 uur) en de laatste transactie (om 15.41 uur) liggen 59 minuten. [4] Op camerabeelden van de transacties bij [winkels] is te zien dat telkens dezelfde persoon, [medeverdachte], [5] deze transacties verricht, waarbij op de beelden van [winkels] te zien is dat hij telkens met een ander per (motor)scooter arriveert. [6] De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij de bestuurder van deze motorscooter is geweest. [7] [medeverdachte] is bij arrest van 7 maart 2019 mede op basis van zijn bekennende verklaring veroordeeld ter zake van het in vereniging begaan van de diefstal met braak uit de auto van [slachtoffer ] en de tien daaropvolgende diefstallen van geldbedragen met de gestolen bankpassen. [8] Uit politiesystemen blijkt dat de verdachte en [medeverdachte] meermalen samen zijn aangehouden, onder andere voor inbraak in een auto. [9] Tijdens zijn politieverhoor heeft de verdachte verklaard dat hij op 25 januari 2018 samen met degene met wie hij daarna de locaties is afgereden waar de transacties hebben plaatsgevonden eerst in de parkeergarage aan de [adres 2] met zijn motorscooter is geweest. [10] Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat de in zijn politieverhoor bedoelde persoon [medeverdachte] is en dat hij hem al heel lang kent en wist dat hij ‘altijd fout bezig is’. [11]
Oordeel van het hof
Het hof acht deze feiten en omstandigheden redengevend voor het bewijs van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde, met dien verstande dat het naar de uiterlijke verschijningsvorm gaat om het in bewuste en nauwe samenwerking gezamenlijk uitvoeren van een diefstal met braak, gevolgd door een eveneens in bewuste en nauwe samenwerking uitgevoerde reeks diefstallen met behulp van de bij de diefstal met braak gestolen bankpassen. Immers hebben de verdachte en zijn mededader zich gezamenlijk begeven naar de plaats van het eerste misdrijf en zijn zij van daar gezamenlijk met de buit vertrokken, waarna zijn gezamenlijk alle locaties hebben bezocht waar de tien diefstallen met de bankpassen plaatsvonden. Gelet op de aard van deze opeenvolgende handelingen beschouwt het hof de door de verdachte en zijn mededader vervulde rollen als inwisselbaar en van gelijk gewicht voor de totstandkoming van de opeenvolgende misdrijven.
De verdachte heeft niet een deze redengevendheid ontzenuwende verklaring afgelegd. De eerst ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring van de verdachte dat hij geen wetenschap had van de criminele activiteiten van zijn vriend en hem slechts een lift gaf, acht het hof volstrekt ongeloofwaardig, reeds gelet op de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan (feit 1 in een parkeergarage waarin ook de verdachte zich bevond en feit 2 door kort daarop samen in bijna een uur tijd langs een aanzienlijk aantal (vergelijkbare) winkels te rijden om aankopen te doen).
Bij die stand van zaken is het hof van oordeel dat de handelwijze van de verdachte en zijn mededader voor geen andere uitleg vatbaar is dan dat zij gezamenlijk de garage in zijn gegaan en daar de auto-inbraak hebben gepleegd. Vervolgens zijn zij gezamenlijk een strooptocht begonnen waarin zij weliswaar een verschillende, maar niettemin beiden een wezenlijke rol vervulden.
Op grond van het voorgaande oordeelt het hof dat sprake is geweest van het in vereniging begaan van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde, zoals hierna bewezenverklaard.
De verweren ten aanzien van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde worden verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 25 januari 2018 te Amstelveen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een personenauto (gekentekend [kenteken]) heeft weggenomen
- een portemonnee (inhoudende onder meer bankpassen en creditcards) en
- een rijbewijs toebehorende aan [slachtoffer ],
waarbij de verdachte en zijn mededader die weg te nemen portemonnee (inhoudende onder meer bankpassen en creditcards) en een rijbewijs onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking van een ruit van die personenauto;
2.
hij op tijdstippen op 25 januari 2018 te Amstelveen en Amsterdam, tezamen en in verenging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening via pinautomaten heeft weggenomen, geldbedragen toebehorend aan [slachtoffer ] te weten
  • bij [winkel 1], 13,40 Euro;
  • bij [tankstation 1], 20,10 Euro;
  • bij het [winkel 2], 20,10 Euro;
  • bij [winkel 3], 20,10 Euro;
- bij [winkel 4], 13,40 Euro;
- bij [winkel 5], enig geldbedrag;
  • bij [tankstation 2], 11,00 Euro;
  • bij [winkel 6], 6,70 Euro;
  • bij [winkel 7], 8,20 Euro;
  • bij [tankstation 3], 6,70 Euro,
waarbij de verdachte en zijn mededader, die weg te nemen geldbedragen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten gestolen bankpassen.
Hetgeen onder 1 primair en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de hierboven – door middel van verwijzingen in voetnoten – opgenomen bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft samen met een vriend een auto opengebroken en daar onder meer bankpassen uitgenomen, waarmee zij vervolgens samen op strooptocht zijn gegaan en geprobeerd hebben om zoveel mogelijk artikelen aan te schaffen door contactloos betalen te gebruiken. Daarmee hebben zij een grove inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de aangever en deze schade en overlast bezorgd. Het betreft hier brutale en enigszins geraffineerde feiten. Het hof houdt hiermee ten nadele van de verdachte rekening bij het bepalen van de op te leggen straf.
Daarbij komt dat de verdachte ter terechtzitting geen enkel blijk ervan heeft gegeven dat hij het kwalijke van zijn gedrag inziet of dat hij ook maar de verantwoordelijkheid daarvoor heeft genomen. Hij schuift alle schuld op zijn mededader. Ook dit rekent het hof de verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 29 januari 2020 is hij eerder ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen ook in zijn nadeel weegt.
Het hof heeft geen verzachtende omstandigheden gehoord. Wel heeft het hof acht geslagen op de toepasselijkheid van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof acht, gelet op het vorenoverwogene, een gevangenisstraf zoals door de politierechter is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd geen recht doen aan de ernst en het verwijtbare van de zaak. Het hof is van oordeel dat oplegging van een vrijheidsbenemende straf van langere duur de enige passende reactie is. Een deel van deze straf zal daarbij wel in voorwaardelijke vorm worden opgelegd, waarmee wordt beoogd de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw een strafbaar feit te plegen.
Het hof acht, alles afwegende, een (gedeeltelijk voorwaardelijke) gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Kuiper, mr. P.C. Kortenhorst en J.L. Bruinsma, in tegenwoordigheid van mr. L. Pothast, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 februari 2020.
Mr. M.J.A. Duker is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2018021185-1 van 29 januari 2018, opgemaakt door [verbalisant 1] (dossierpagina 5-9).
3.Een proces-verbaal van transactieoverzichten met nummer 2018021185-2 van 10 februari 2018, opgemaakt door [verbalisant 2] (dossierpagina 12-15).
4.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2018021185-5 van 7 februari 2018, opgemaakt door [verbalisant 3] (dossierpagina 17-18)
5.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2018021185 van 22 februari 2018, opgemaakt door [verbalisant 4] (dossierpagina 36-38).
6.Een proces-verbaal van bekijken camerabeelden met nummer 2018021185 van 13 februari 2018, opgemaakt door [verbalisant 2] (dossierpagina 19-34).
7.De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 14 februari 2020.
8.Een geschrift, zijnde een uit de databank
9.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2018021185 van 22 februari 2018, opgemaakt door [verbalisant 4] (dossierpagina 36-38).
10.Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL1300-2018021185-10 van 21 februari 2018, opgemaakt door [verbalisant 5] (dossierpagina 45-52, in het bijzonder p. 47 waar de verdachte heeft verklaard over het rijden in ‘de garage onder de [plek]’ (het hof begrijpt: de parkeergarage aan de [adres 2] waar de auto van [slachtoffer ] stond) en p. 51 waar de verdachte heeft verklaard dat hij naar de locaties is gereden waar de transacties hebben plaatsgevonden, waaronder het hof verstaat de transacties met de gestolen bankpassen van [slachtoffer ]).
11.De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 14 februari 2020.