ECLI:NL:GHAMS:2020:4045

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 november 2020
Publicatiedatum
18 februari 2022
Zaaknummer
23-003521-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis met betrekking tot mishandeling en strafoplegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 20 september 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1972, was eerder veroordeeld voor mishandeling en had een taakstraf opgelegd gekregen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, behalve ten aanzien van de opgelegde taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf, die vernietigd zijn. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 48 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week. De advocaat-generaal had gevorderd tot een gevangenisstraf van vier weken, waarvan één week voorwaardelijk. De raadsman pleitte voor een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken.

Het hof heeft de ernst van het feit en de recidive van de verdachte in overweging genomen. De verdachte had een kwetsbaar persoon mishandeld door hem in het gezicht te stompen, wat leidde tot pijn bij het slachtoffer en gevoelens van onveiligheid bij omstanders. Gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte en de toepassing van het taakstrafverbod, heeft het hof besloten geen taakstraf op te leggen. In plaats daarvan is een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken opgelegd, met een proeftijd van twee jaren.

Daarnaast heeft het hof de vorderingen van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze reeds waren toegewezen in eerdere arresten. Het hof heeft de zaak dus in zijn geheel heroverwogen en de strafoplegging aangepast aan de omstandigheden van de verdachte en de ernst van het feit.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003521-19
datum uitspraak: 26 november 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 20 september 2019 in de strafzaak onder de parketnummers 15-119493-19 en 15-092558-18 (TUL), 15-019893-18 (TUL) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortedatum] op [geboortedag] 1972,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
12 november 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf en de beslissingen op de vorderingen tenuitvoerlegging. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 48 uren subsidiair 24 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week en een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken, waarvan één week voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft verzocht de verdachte te veroordelen tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes weken en een proeftijd van drie jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een kwetsbaar persoon die zich voortbeweegt in een driewielig voertuig mishandeld door hem in zijn gezicht te stompen. Als gevolg hiervan heeft het slachtoffer pijn ondervonden. De verdachte heeft door zijn intimiderende handelen de lichamelijke integriteit van het slachtoffer aangetast. Daarnaast bezorgt een dergelijk feit gevoelens van onveiligheid aan de omstanders, die getuige zijn een mishandeling.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 november 2020 is hij eerder ter zake van mishandeling onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt. Bovendien blijkt uit dit uittreksel dat aan de verdachte ter zake van deze mishandeling op 13 december 2016 een taakstraf is opgelegd en dat hij deze taakstraf heeft verricht. Aldus is aan de verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het hier bewezenverklaarde een taakstraf opgelegd voor een soortgelijk feit, welke ook door de verdachte is verricht. Gelet daarop is artikel 22b, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht (het zogeheten taakstrafverbod) van toepassing. Anders dan de politierechter ziet het hof om die reden geen ruimte om een taakstraf op te leggen.
Gelet op de ernst van het feit en in het licht van de recidive acht het hof – anders dan de raadsman – de
oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf niet passend. Met de advocaat-generaal acht het hof, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Hiermee wordt enerzijds de ernst van het feit tot uitdrukking gebracht, terwijl hiermee anderzijds wordt beoogd de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging (parketnummer 15-019893-18)

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 20 april 2018, voorwaardelijk opgelegde taakstraf voor de duur van twintig uren subsidiair tien dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd het openbaar-ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
De raadsman heeft zich hierbij aangesloten.
Het hof is ter terechtzitting gebleken dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf voor de duur van twintig uren reeds is toegewezen bij inmiddels onherroepelijk arrest van 19 juni 2020 van het gerechtshof Amsterdam (parketnummer 23-001070-19). Het hof zal het openbaar ministerie daarom in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaren.

Vordering tenuitvoerlegging (parketnummer 15-092558-18)

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 30 juli 2018, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van één week.
De advocaat-generaal heeft gevorderd het openbaar-ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
De raadsman heeft zich hierbij aangesloten.
Het hof is ter terechtzitting gebleken dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van één week reeds geheel is toegewezen en omgezet in een taakstraf voor de duur van veertien uren subsidiair zeven dagen hechtenis bij inmiddels onherroepelijk arrest van 19 juni 2020 van het gerechtshof Amsterdam (parketnummer 23-001070-19). Het hof zal het openbaar ministerie daarom in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaren.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde taakstraf, voorwaardelijke gevangenisstraf en de beslissingen op de vorderingen tenuitvoerlegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
1 (één) week, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging, met parketnummer 15-019893-18.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging, met parketnummer 15-092558-18.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.R.O. Mooy, mr. M. Jurgens en mr. N.J.M. de Munnik, in tegenwoordigheid van
mr. S.L.D. Vriend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
26 november 2020.
mr. M. Jurgens is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]