In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 20 september 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1972, was eerder veroordeeld voor mishandeling en had een taakstraf opgelegd gekregen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, behalve ten aanzien van de opgelegde taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf, die vernietigd zijn. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 48 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week. De advocaat-generaal had gevorderd tot een gevangenisstraf van vier weken, waarvan één week voorwaardelijk. De raadsman pleitte voor een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken.
Het hof heeft de ernst van het feit en de recidive van de verdachte in overweging genomen. De verdachte had een kwetsbaar persoon mishandeld door hem in het gezicht te stompen, wat leidde tot pijn bij het slachtoffer en gevoelens van onveiligheid bij omstanders. Gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte en de toepassing van het taakstrafverbod, heeft het hof besloten geen taakstraf op te leggen. In plaats daarvan is een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken opgelegd, met een proeftijd van twee jaren.
Daarnaast heeft het hof de vorderingen van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze reeds waren toegewezen in eerdere arresten. Het hof heeft de zaak dus in zijn geheel heroverwogen en de strafoplegging aangepast aan de omstandigheden van de verdachte en de ernst van het feit.