ECLI:NL:GHAMS:2020:4044

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 november 2020
Publicatiedatum
18 februari 2022
Zaaknummer
23-002855-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake woninginbraak met persoonlijke omstandigheden verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1961, was beschuldigd van woninginbraak die plaatsvond tussen 19 en 20 maart 2018. De tenlastelegging omvatte het stelen van diverse goederen, waaronder laptops, telefoons en andere waardevolle items, met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een ander de inbraak heeft gepleegd, waarbij zij zich toegang tot de woning hebben verschaft door middel van braak.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en een andere bewezenverklaring en strafoplegging vastgesteld. De verdachte is schuldig bevonden aan diefstal in een woning gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De strafbaarheid van de verdachte is niet uitgesloten, ondanks de persoonlijke omstandigheden die zijn aangevoerd, waaronder een psychische stoornis. Het hof heeft rekening gehouden met deze omstandigheden en heeft besloten om een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken op te leggen, in plaats van een onvoorwaardelijke straf.

Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen, die schadevergoeding hebben geëist voor de geleden materiële schade. Het hof heeft de vorderingen van beide benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot het vergoeden van de schade die rechtstreeks voortvloeit uit zijn handelen. De totale schadevergoeding voor de benadeelde partij [benadeelde 1] is vastgesteld op € 1.796,34 en voor [benadeelde 2] op € 642,00. Het hof heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd om ervoor te zorgen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002855-19
datum uitspraak: 26 november 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 28 maart 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-080979-18 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1961,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
12 november 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 maart 2018 tot en met 20 maart 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, tijdens de voor de nachtrust bestemde tijd (te weten tussen 01:00 uur en 02:00 uur) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, uit een woning een of meerdere laptops en/of een of meerdere telefoons en/of een of meerdere notebooks en/of een probook en/of een Xbox One met controller en/of een schroefmachine en/of een schuurmachine en/of een boormachine en/of een of meerdere iPods en/of een ION blockrocker en/of een creditcard en/of een rijbewijs en/of een horloge en/of een DJ draai mengpaneel, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een iets andere bewezenverklaring, een andere strafoplegging en andere beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 19 maart 2018 tot en met 20 maart 2018 te Amsterdam, tijdens de voor de nachtrust bestemde tijd (te weten tussen 01:00 uur en 02:00 uur) tezamen en in vereniging met een ander, uit een woning laptops, een telefoon, een probook, een Xbox One met controller, een schroefmachine, een schuurmachine, een boormachine, iPods, een ION blockrocker, een creditcard, een rijbewijs, een horloge en een DJ draai mengpaneel, dat aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] en [benadeelde 2] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van elf weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van elf weken en een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft verzocht een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes weken op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een woninginbraak. Daarbij hebben zij braakschade veroorzaakt en veel waardevolle goederen weggenomen. Dit is een ernstig en zeer hinderlijk feit, dat niet alleen overlast en materiële schade voor de gedupeerden heeft veroorzaakt, maar ook aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving kan bijdragen, te meer nu de woning bij uitstek een plek is waar men zich veilig moet kunnen voelen. De ernst van het bewezenverklaarde feit rechtvaardigt in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof houdt echter rekening met de recente persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze ter terechtzitting in hoger beroep door de raadsman naar voren zijn gebracht en volgen uit het door hem ter terechtzitting overgelegde stuk. Daaruit volgt dat de verdachte lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van een schizo affectieve stoornis van het bipolaire type. Hij verblijft middels een zorgmachtiging op de gesloten HIC-afdeling van de kliniek Mentrum Noord. Dit betreft een gedwongen opname. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf deze behandeling doorkruist, dat de verdachte een relatief gering strafblad heeft, dat het gaat om een oud feit en dat hij na het tenlastegelegde feit niet meer aanraking met politie en justitie is geweest.
Met de raadsman ziet het hof, in hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, aanleiding de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen. Hiermee beoogt het hof tevens de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten. Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes weken passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.894,84. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.643,24 ter zake van materiële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de vordering toe te wijzen tot € 2.574,84 ter zake van materiële schade.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden. Het hof waardeert de materiële schade op € 1.796,34, bestaande uit de volgende posten die zien op gestolen goederen:
  • € 447,36 Lenovo laptop G50-8015
  • € 404,10 TV Samsung VE40 J 6200
  • € 254,20 Xbox one + controller
  • € 192,29 Boorschroef machine met borenset
  • € 47,87 Schuurmachine
  • € 159,43 Ipod classic zilver 160 GB
  • € 191,09 Apple Macbook
  • € 20,00 Casio horloge
  • € 50,00 Ipod video 80 GB
  • € 30,00 Draagbaar geluidssysteem Blockrocker
De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering wordt voor dit overige deel weliswaar niet inhoudelijk betwist door de verdachte, maar het hof komt deze vordering wel ongegrond voor (vgl. art. 139 Rv), omdat de betreffende posten niet zijn terug te vinden in de aangifte en ook anderszins niet zijn terug te vinden in het dossier. Ten aanzien van de gevorderde kosten voor het plaatsen van een alarmsysteem is het hof van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd dat deze schade is geleden als rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit. De verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.100,91. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 685,19 ter zake van materiële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de vordering toe te wijzen tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag.
De raadsman heeft zich hierbij aangesloten.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden. Het hof waardeert de materiële schade op € 642,00, bestaande uit de volgende posten die zien op gestolen goederen:
  • € 82,80 Rijbewijs
  • € 559,20 Laptop
De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering wordt voor dit overige deel weliswaar niet inhoudelijk betwist, maar het hof komt deze vordering wel ongegrond voor, omdat de betreffende posten niet zijn terug te vinden in de aangifte en ook anderszins niet zijn terug te vinden in het dossier. De verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.796,34 (duizend zevenhonderdzesennegentig euro en vierendertig cent)ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde 1], ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.796,34 (duizend zevenhonderdzesennegentig euro en vierendertig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste
27 (zevenentwintig)dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 19 maart 2018.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 642,00 (zeshonderdtweeënveertig euro)ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2], ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 642,00 (zeshonderdtweeënveertig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste
12 (twaalf)dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 19 maart 2018.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.R.O. Mooy, mr. M. Jurgens en mr. N.J.M. de Munnik, in tegenwoordigheid van
mr. S.L.D. Vriend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
26 november 2020.
mr. M. Jurgens is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]