ECLI:NL:GHAMS:2020:4041

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 november 2020
Publicatiedatum
18 februari 2022
Zaaknummer
23-002680-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis met oplegging van maatregel wegens niet-naleving gebiedsverbod

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1982, had zich meermalen niet gehouden aan een opgelegd gebiedsverbod. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, met uitzondering van de strafoplegging. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken en een gebiedsverbod van één jaar. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van vier weken en een gebiedsverbod van twee jaar gevorderd. De raadsvrouw van de verdachte vroeg om een schuldigverklaring zonder straf, maar het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een diagnose van schizofrenie en een verstandelijke beperking. Het hof oordeelde dat, ondanks de ernst van de feiten en de recidive, het niet opportuun was om een gevangenisstraf op te leggen. In plaats daarvan werd een gebiedsverbod opgelegd voor de duur van één jaar, met vervangende hechtenis voor het geval de maatregel niet wordt nageleefd. Het hof benadrukte de noodzaak van de maatregel ter beveiliging van de maatschappij, gezien het volhardende gedrag van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002680-19
datum uitspraak: 26 november 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 1 juli 2019 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-129792-19 (zaak A) en 13-137650-19 (zaak B) en 13-142617-19 (zaak C) en 13-142724-19 (zaak D) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1982,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
12 november 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van maatregel

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A, B, C en D bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken en aan hem is op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht een gebiedsverbod voor de duur van één jaar opgelegd, welke maatregel dadelijk uitvoerbaar is verklaard.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak A, B, C en D tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken en dat aan de verdachte de maatregel strekkende tot een gebiedsverbod voor de duur van twee jaar wordt opgelegd.
De raadsvrouw heeft verzocht de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf. Daarnaast heeft zij aangevoerd dat zij geen bezwaar heeft tegen de door de advocaat-generaal gevorderde oplegging van de maatregel strekkende tot een gebiedsverbod.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich viermaal schuldig gemaakt aan het negeren van een gebiedsverbod, uitgevaardigd door en namens de burgemeester van Amsterdam. Door aldus te handelen heeft hij er blijk van gegeven zich niets gelegen te laten liggen aan een besluit van het bevoegde gezag, dat is genomen met het oog op handhaving van de openbare orde in de betreffende gebieden.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 november 2020 is hij eerder vele malen ter zake van het niet voldoen aan een ambtelijk bevel onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
De hoeveelheid en ernst van de bewezenverklaarde feiten, mede in het licht van de recidive, rechtvaardigen in beginsel de oplegging van een gevangenisstraf zoals opgelegd door de politierechter.
Het hof houdt echter sterk rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze ter terechtzitting in hoger beroep door de raadsvrouw naar voren zijn gebracht en volgen uit het door de raadsvrouw toegestuurde Reclasseringsadvies van Leger des Heils van 16 december 2019. Daaruit blijkt dat de verdachte is gediagnosticeerd met schizofrenie van het paranoïde type, middelenafhankelijkheid en een matig verstandelijke beperking (IQ van 47). De verdachte scoort non-verbaal op een licht verstandelijk beperkt niveau. Hij verblijft thans middels een zorgmachtiging op een gesloten afdeling van de Kliniek Intensieve Zorg van GGZ Rivierduinen en krijgt daar medicatie middels een depot.
Met de raadsvrouw ziet het hof in de voornoemde persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding te bepalen dat aan hem geen straf zal worden opgelegd. Desondanks acht het hof de oplegging van een gebiedsverbod krachtens de maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht geboden ter beveiliging van de maatschappij, nu uit het dossier volgt dat de verdachte telkens volhardt in zijn gedrag en daarmee overlast voor de samenleving veroorzaakt.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38v, 38w, 57 en 184 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 1 jaar zich niet zal ophouden in de navolgende gebieden: Amsterdam Centrum, Amsterdam Zuid-Oost en Amsterdam Oost. Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Jurgens, mr. A.R.O. Mooy en mr. N.J.M. de Munnik, in tegenwoordigheid van
mr. S.L.D. Vriend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
26 november 2020.
mr. M. Jurgens is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]