ECLI:NL:GHAMS:2020:4034
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid hoger beroep in strafzaak
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 10 maart 2020 was gewezen. De verdachte, geboren in 1990, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis, maar heeft geen schriftelijke grieven ingediend en ook geen mondelinge bezwaren geuit. Het hof heeft vastgesteld dat er geen rechtens te respecteren belang is dat een onderzoek van de zaak rechtvaardigt. Hierdoor is de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, conform artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarin drie rechters zitting hadden. De griffier, H. Doruk, was ook aanwezig tijdens de openbare terechtzitting. Het hof heeft in zijn beslissing benadrukt dat de oudste en jongste raadsheer niet in staat waren om het arrest mede te ondertekenen. Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de procesgang in strafzaken, vooral met betrekking tot de vereisten voor het indienen van grieven in hoger beroep.