Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
Bewijsmiddelen
getuige [getuige 1]:
getuige [getuige 2]:
getuige [getuige 3]:
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 21 september 2018. De verdachte, geboren in 1953, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar met de toevoeging van extra bewijsmiddelen en een beoordeling van de gevolgen van de overschrijding van de redelijke termijn. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van zeven maanden geëist, maar het hof oordeelde dat, gezien de lange duur en de omvang van de fraude, de opgelegde straf door de rechtbank passend was. Het hof heeft vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM, is overschreden, aangezien de verdachte op 8 februari 2016 was aangehouden en het hof pas op 25 februari 2020 arrest wees. De totale duur van de procedure in eerste aanleg en hoger beroep bedroeg vier jaren en 17 dagen. Ondanks de minimale overschrijding van 17 dagen, heeft het hof besloten geen gevolgen te verbinden aan deze overschrijding en heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de betrokken rechters en griffier aanwezig tijdens de openbare terechtzitting.