Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
Oplegging van straf
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) weken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 15 augustus 2018. De verdachte, geboren in 1983, had een vals bankbiljet van € 50 aan een serveerster overhandigd om consumpties mee te betalen, wat hem schuldig maakte aan het uitgeven van vals geld. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, behalve ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en de strafmotivering. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, maar de advocaat-generaal had een gevangenisstraf van vijf maanden gevorderd. Het hof heeft, na het horen van de argumenten van de advocaat-generaal en de verdediging, besloten dat de opgelegde straf niet recht deed aan de ernst van het feit en de recidive van de verdachte. De verdachte had eerder al drie keer te maken gehad met veroordelingen in verband met vals geld, wat zijn gedrag verergerde. Het hof heeft daarom de gevangenisstraf verhoogd naar tien weken, met inachtneming van de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 63 en 213 van het Wetboek van Strafrecht, die van toepassing zijn zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.