ECLI:NL:GHAMS:2020:3966

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 november 2020
Publicatiedatum
18 oktober 2021
Zaaknummer
23-002845-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor het aanbieden van taxidiensten op verboden locatie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Haarlem. De verdachte was aangeklaagd voor het aanbieden van taxidiensten op een locatie waar dit verboden was, namelijk het Jan Dellaertplein te Schiphol. De verdediging had verzocht om getuige [getuige 1] te horen, maar dit bleek niet mogelijk omdat er geen adres van de getuige bekend was. De rechtbank had de verklaring van deze getuige in beslissende mate tot het bewijs gebezigd, maar het hof oordeelde dat de verdediging niet voldoende compensatie was geboden voor het niet kunnen horen van de getuige. Hierdoor achtte het hof de verklaring van de getuige niet bruikbaar voor het bewijs.

Het hof heeft vastgesteld dat de overige bewijsstukken, waaronder de verklaring van getuige [getuige 2] en het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant], niet voldoende waren om tot een bewezenverklaring te komen. De advocaat-generaal had een voorwaardelijke geldboete van € 1.500 geëist, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. Het hof heeft daarom het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Dit arrest is gewezen door de economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 november 2020.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002845-18
Datum uitspraak: 13 november 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Haarlem van 23 juli 2018 in de strafzaak onder parketnummer
15-243338-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
30 oktober 2020.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
dat hij op of omstreeks 7 maart 2017 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, taxidiensten heeft aangeboden op/aan het Jan Dellaertplein, zijnde een aangewezen locatie of gebied, gelegen in een openbare, in de openlucht gelegen plaats en/of een openbaar toegankelijk gebouw, waar het verboden is om taxidiensten aan te bieden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 1.500 met een proeftijd van twee jaren.

Vrijspraak

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe onder meer naar voren gebracht dat de verdediging niet de gelegenheid heeft gehad om de getuige [getuige 1], wier verklaring nagenoeg het enige bewijs vormt, te horen. Het overige bewijs bestaat feitelijk alleen uit waarnemingen van een marchaussee, waaruit kan worden afgeleid dat er een contactmoment is geweest tussen de verdachte en getuige [getuige 1], maar dat is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring te komen. De raadsman heeft dan ook gepersisteerd bij zijn verzoek getuige [getuige 1] te horen en vraagt subsidiair de verklaring uit te sluiten van het bewijs.
Op grond van artikel 6, derde lid, aanhef en onder d, van het EVRM heeft de verdediging aanspraak op een behoorlijke en effectieve mogelijkheid om een getuige in enig stadium van het geding te (doen) ondervragen. Indien voor de verdediging geen behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft bestaan om een getuige te (doen) ondervragen, kan het gebruik van een door die getuige afgelegde verklaring in strijd zijn met artikel 6 van het EVRM. Het gebruik van een niet getoetste getuigenverklaring levert evenwel niet automatisch een schending van artikel 6 van het EVRM op.
In deze zaak heeft het hof de verzoek tot het horen van getuige [getuige 1] toegewezen op 4 september 2019 en de zaak daarvoor verwezen naar de raadsheer-commissaris. De getuige is niet gehoord. De reden daarvoor is dat er geen adres bekend is van [getuige 1] en daardoor geen rechtshulpverzoek opgemaakt kon worden, zo blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen van de raadsheer-commissaris.
De verklaring van [getuige 1] is door de rechtbank in beslissende mate tot het bewijs gebezigd. De overige resultaten van het opsporingsonderzoek – de verklaring van getuige [getuige 2] en het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] – betreffen niet meer dan de waarneming dat de verdachte een contactmoment heeft gehad met de getuige [getuige 1] en kunnen zonder de verklaring van de getuige [getuige 1] dat de verdachte haar daadwerkelijk een taxi aanbood niet leiden tot een bewezenverklaring.
Het hof moet daarom de vraag beantwoorden of de verdediging voldoende compensatie is geboden voor het niet kunnen horen van de getuige, zoals andere mogelijkheden om de verklaring van die getuige te toetsen. Naar het oordeel van het hof is dat niet het geval; feitelijk heeft er geen compensatie in even bedoelde zin plaatsgehad.
Het hof acht de verklaring van [getuige 1] onder deze omstandigheden niet bruikbaar voor het bewijs. Het dossier biedt, onvoldoende andere aanknopingspunten voor het vaststellen dat de verdachte de hem verweten gedraging heeft begaan, zodat dat feit niet wettig en overtuigend is bewezen. Het hof zal de verdachte hiervan vrijspreken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 11 december 2017 onder
CJIB nummer [nummer].
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en
spreektde verdachte daarvan
vrij.
Dit arrest is gewezen door de economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.L. Bruinsma, mr. P.C. Römer en mr. S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid van
mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
13 november 2020.
mr. J.L. Bruinsma is buiten staat dit arrest te ondertekenen.