ECLI:NL:GHAMS:2020:3940
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging vonnis inzake het niet melden van ongebruikelijke transacties en feitelijk leidinggeven in een rechtspersoon
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1966, had nagelaten om ongebruikelijke transacties te melden bij het daartoe bestemde meldpunt en had geen cliëntenonderzoek verricht. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank, maar voegt aanvullende gronden toe met betrekking tot het bewezenverklaarde opzet en feitelijk leidinggeven. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, dat op 23 oktober 2018 was gewezen. Tijdens de zittingen in hoger beroep op 27 november 2019, 13 maart 2020 en 19 juni 2020, heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen en de tenlastelegging zou bewezen verklaren. Het hof heeft de verklaringen van de verdachte en de accountant in overweging genomen. De accountant had verklaard dat hij geen meldingen had verricht, wat de verdachte niet kon ontkennen. Het hof oordeelt dat de verdachte opzettelijk heeft nagelaten de verplichte meldingen te doen en dat hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de strafbare gedragingen van de rechtspersoon. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank, met inachtneming van de aangebrachte aanvullingen.