ECLI:NL:GHAMS:2020:3885
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van het vonnis in hoger beroep met betrekking tot een gewelddadige beroving en de vordering van de benadeelde partij
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 21 maart 2019. De verdachte, geboren in Colombia in 1979 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was in eerste aanleg veroordeeld voor zijn betrokkenheid bij een gewelddadige beroving. De zaak kwam ter terechtzitting in hoger beroep op 9 juli 2020, waar de advocaat-generaal de bevestiging van het vonnis vroeg. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij, die werd vernietigd. De bewijsoverweging van de rechtbank werd vervangen door een eigen bewijsoverweging van het hof.
De feiten van de zaak zijn als volgt: op 12 augustus 2018 werd de benadeelde partij, [benadeelde], beroofd van haar handtas en rolkoffer door twee mannen, waaronder de verdachte. De getuige [getuige] heeft verklaard dat hij de beroving heeft gezien en heeft geprobeerd de benadeelde partij te helpen. De verdachte werd kort na de beroving aangehouden in een auto met de buit onder zich. Het hof oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, ondanks de alternatieve scenario's die door de verdediging werden gepresenteerd.
De benadeelde partij had in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ingediend, die volledig was toegewezen. Echter, tijdens de zitting verklaarde de benadeelde partij dat zij de vordering niet handhaafde, omdat de schade al was uitgekeerd in een andere strafzaak. Het hof verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalde dat beide partijen hun eigen kosten dragen. Het hof bevestigde het vonnis voor het overige, met inachtneming van de nieuwe beslissing op de vordering van de benadeelde partij.