ECLI:NL:GHAMS:2020:3885

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 juli 2020
Publicatiedatum
19 april 2021
Zaaknummer
23-001264-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van het vonnis in hoger beroep met betrekking tot een gewelddadige beroving en de vordering van de benadeelde partij

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 21 maart 2019. De verdachte, geboren in Colombia in 1979 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was in eerste aanleg veroordeeld voor zijn betrokkenheid bij een gewelddadige beroving. De zaak kwam ter terechtzitting in hoger beroep op 9 juli 2020, waar de advocaat-generaal de bevestiging van het vonnis vroeg. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij, die werd vernietigd. De bewijsoverweging van de rechtbank werd vervangen door een eigen bewijsoverweging van het hof.

De feiten van de zaak zijn als volgt: op 12 augustus 2018 werd de benadeelde partij, [benadeelde], beroofd van haar handtas en rolkoffer door twee mannen, waaronder de verdachte. De getuige [getuige] heeft verklaard dat hij de beroving heeft gezien en heeft geprobeerd de benadeelde partij te helpen. De verdachte werd kort na de beroving aangehouden in een auto met de buit onder zich. Het hof oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, ondanks de alternatieve scenario's die door de verdediging werden gepresenteerd.

De benadeelde partij had in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ingediend, die volledig was toegewezen. Echter, tijdens de zitting verklaarde de benadeelde partij dat zij de vordering niet handhaafde, omdat de schade al was uitgekeerd in een andere strafzaak. Het hof verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalde dat beide partijen hun eigen kosten dragen. Het hof bevestigde het vonnis voor het overige, met inachtneming van de nieuwe beslissing op de vordering van de benadeelde partij.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001264-19
datum uitspraak: 23 juli 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 21 maart 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-654121-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Colombia) op [geboortedag] 1979,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 juli 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep, en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij - in zoverre zal het vonnis worden vernietigd - en met dien verstande dat het hof de bewijsoverweging van de rechtbank vervangt door een eigen bewijsoverweging.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft, overeenkomstig zijn pleitnotities, vrijspraak bepleit voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde. De raadsman heeft daartoe – kort weergegeven - aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat cliënt de dader is. Het valt niet uit te sluiten dat de dader de zoon van de verdachte is dan wel een ander lang persoon die eerder uit de auto is gestapt, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Op basis van de bewijsmiddelen stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
Aangeefster [benadeelde] heeft het volgende verklaard. Op 12 augustus 2018 liep aangeefster [benadeelde] op de KNSM-laan in Amsterdam. Een man met rastaharen kwam naar haar toe gelopen en vroeg waar het Oosterpark was. Enkele ogenblikken later zag de aangeefster een lange man tussen de auto’s vandaan komen en op haar aflopen. Zij hoorde de man met rastaharen zeggen: “Niet schrikken en niet schreeuwen dan is het zo voorbij en gebeurt er niets. Want hij heeft een mes. Rustig doen, meewerken”. De lange man pakte toen haar rode handtas van haar schouder en pakte haar zwarte rolkoffer met een Zwitserse vlag erop af. De lange man sprak een op Spaans lijkende taal. De mannen renden weg. [1] De getuige [getuige] heeft het volgende verklaard. De getuige [getuige] schoot aangeefster [benadeelde] te hulp, hij liep naar de mannen toe en riep dat zij de spullen terug moesten geven. De lange man haalde daarop een mes tevoorschijn en maakte een steekbeweging richting de getuige [getuige] . De getuige [getuige] kon net op tijd zijn linkerzij naar achter draaien. [2] De mannen zijn vervolgens weer weggerend over de KNSM-laan richting het Barcelonaplein en hier stond een auto met een buitenlands kenteken klaar. Zij stapten in en reden weg. [3] De getuige [getuige] zag dat de auto voorzien was van het kenteken [kenteken] en dat de auto bestuurd werd door een vrouw. Hij nam waar dat de medeverdachte rechts voorin zat en de verdachte links achterin.
Omstreeks 22:00 uur heeft de getuige [getuige] de politie gebeld [4] . Naar aanleiding van deze melding is verbalisant [verbalisant] omstreeks 22:15 uur in de richting van de KNSM-laan gereden. De verbalisant [verbalisant] relateert het volgende. Ter hoogte van de Panamalaan zag hij een donkere Renault Laguna voorzien van buitenlands kenteken [kenteken] rijden. Hij zag dat 4 personen in het voertuig zaten. Met behulp van verzochte assistentie werd voornoemd voertuig tot stilstand gebracht. De verbalisant nam waar dat de verdachte links achterin zat met tussen zijn benen een zwarte trolley met een Zwitserse vlag erop en door het achterruit zag hij een rode tas in de kofferbak liggen. In de linker achterportier, waar de verdachte zat, werd een zwart mes aangetroffen. [5] Hierop werd onder andere de verdachte omstreeks 22:20 uur door de politie aangehouden op de Zuiderzeeweg ter hoogte van het parkeerterrein. [6]
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat de medeverdachte hem bij zich riep en vroeg of hij de koffer kon aanpakken. Vervolgens is de verdachte in de auto gestapt. [7] De vrouw van de verdachte, tevens de bestuurder van de auto, heeft bij de politie verklaard dat zij met 3 andere personen in de auto zat. Daarnaast heeft de getuige [getuige] verklaard dat de dader een opvallend lange man was en eind 30 jaar [8] , hetgeen overeenkomt met de bevindingen van de politie. [9]
Gelet op de gebezigde bewijsmiddelen en in het bijzonder de omstandigheid dat de verdachte vlak na de overval en niet ver verwijderd van de plaats delict is aangehouden in de gesignaleerde auto voorzien van buitenlands kenteken [kenteken] met de buit onder zich, is het hof van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde, zodat het onder 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. De door de verdediging geschetste alternatieve scenario’s vinden geen steun in het dossier en zijn anderszins niet aannemelijk geworden. Het hof verwerpt dan ook het verweer van de raadsman.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 722,95, bestaande uit € 222,95 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep volledig toegewezen.
De benadeelde partij heeft ter terechtzitting verklaard dat zij de vordering tot schadevergoeding niet handhaaft, nu de schade reeds is uitgekeerd in de (onherroepelijke) strafzaak van de medepleger. De benadeelde partij wordt daarom in de vordering niet ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij en doet in zoverre opnieuw recht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige met inachtneming van het bovenstaande.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. M. Jurgens en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van mr. A. Ivanov, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 juli 2020.
mr. M. Jurgens en mr. B.A.A. Postma zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2018164354-1 van 13 augustus 2018, doorgenummerde pagina C 001.
2.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2018164630-1 van 13 augustus 2018, doorgenummerde pagina C 005.
3.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2018164354-1 van 13 augustus 2018, doorgenummerde pagina C 002.
4.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2018164630-1 van 13 augustus 2018, doorgenummerde pagina C 005.
5.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2018164354-8 van 13 augustus 2018, doorgenummerde pagina B 003.
6.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2018164354-8 van 13 augustus 2018, doorgenummerde pagina B 003, proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2018164354-13, doorgenummerde pagina B 001 en proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2018164354-39, doorgenummerde pagina G 027.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL1300-2018164354-22 van 13 augustus 2018, doorgenummerde pagina G 012 en G 014.
8.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2018164630-1 van 13 augustus 2018, doorgenummerde pagina C 005.
9.Proces-verbaal met nummer 2018164354 van 15 augustus 2018, doorgenummerde pagina A 010.