ECLI:NL:GHAMS:2020:3868

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 november 2020
Publicatiedatum
29 maart 2021
Zaaknummer
23-003049-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voorhanden hebben vuurwapen met vrijspraak voor munitie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Groot-Brittannië in 1981, was eerder veroordeeld voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het hoger beroep dat door de verdachte was ingesteld tegen het vonnis van 12 augustus 2019. De tenlastelegging omvatte het voorhanden hebben van een pistool van het merk Manurhin en zeven patronen van het kaliber 7,65 browning. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich niet bewust was van de aanwezigheid van de munitie in het wapen, wat leidde tot vrijspraak voor het tweede onderdeel van de tenlastelegging. Het hof heeft echter wel bewezen geacht dat de verdachte het vuurwapen voorhanden heeft gehad, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie.

De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden geëist. Het hof heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn positieve ontwikkeling en het feit dat hij geen drugs meer gebruikt. Gezien deze omstandigheden heeft het hof besloten om een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met een proeftijd van twee jaren, en daarnaast een onvoorwaardelijke taakstraf van 180 uren, die kan worden omgezet in hechtenis indien niet naar behoren verricht. Het hof heeft de ernst van het feit benadrukt, maar ook de positieve vooruitgang van de verdachte in zijn leven meegewogen bij de strafoplegging.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003049-19
datum uitspraak: 5 november 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 12 augustus 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-172873-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Groot-Brittannië) op [geboortedag] 1981,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
5 november 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

1.hij op of omstreeks 18 juli 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Manurhin, type PP, kaliber 7,65mm br zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;

2.hij op of omstreeks 18 juli 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten zeven(7) patronen van het kaliber 7,65 browning voorhanden heeft gehad.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde
Naar het oordeel van het hof is op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting bij het hof niet komen vast te staan dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van de munitie in het wapen waarover hij beschikte. Daarbij heeft het hof mede in aanmerking genomen hetgeen de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard over omstandigheden waaronder hij het wapen voorhanden heeft gehad. De verdachte wordt dan ook van het onder 2 tenlastegelegde vrijgesproken.
Bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.hij op 18 juli 2019 te Amsterdam een wapen van categorie III, te weten een pistool van het merk Manurhin, type PP, kaliber 7,65mm br voorhanden heeft gehad.

Hetgeen onder 1 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Strafbaarheid van de verdachte
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen
De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren – indien niet naar behoren verricht – te vervangen door 90 dagen hechtenis, en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen. Het staat buiten kijf dat het ongeoorloofde bezit van een vuurwapen onaanvaardbare risico’s voor de veiligheid van personen met zich brengt vanwege de kans op het gebruik daarvan, met alle mogelijke onomkeerbare gevolgen van dien. Verder draagt het bezit van vuurwapens sterk bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Gelet op de ernst van het feit kan in het algemeen niet worden volstaan met een andere straf dan een vrijheidsbenemende straf. Het hof sluit daarbij de ogen niet voor de vuurwapenproblematiek in Amsterdam.
Om de ernst van het feit te benadrukken dient een vrijheidsbenemende straf te worden opgelegd.
Met de advocaat-generaal ziet het hof in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte echter aanleiding om een gevangenisstraf in geheel voorwaardelijke vorm op te leggen. Ter terechtzitting in hoger beroep is niet alleen gebleken dat de verdachte het laakbare van zijn handelen inziet, maar ook dat hij op constructieve wijze een positieve wending aan zijn leven heeft weten te geven. Zo gebruikt de verdachte geen drugs meer en heeft hij begeleiding om zijn drugsverslaving de baas te blijven, heeft hij een dagbesteding in de vorm van vrijwilligerswerk en heeft hij uitzicht op de overstap naar een betaalde baan. Indien de verdachte gedetineerd zou raken wordt deze positieve lijn doorkruist en bestaat de kans dat hij zijn woning verliest. Tegelijkertijd dient een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de verdachte als stok achter de deur om zich te blijven inzetten voor een betere toekomst.
Het hof is daarnaast van oordeel dat enkel een voorwaardelijke gevangenisstraf onvoldoende recht zou doen aan de ernst van het feit en zal daarom eveneens een onvoorwaardelijke taakstraf van enige omvang opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf voor de duur van 180 uren – indien niet naar behoren verricht te vervangen door 90 dagen hechtenis – en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. P.C. Römer en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van
mr. C. Roseboom, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
5 november 2020.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.