Uitspraak
mr. T. Huijg, kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. Y.A. Wehrmeijer, kantoorhoudende te Rotterdam,
mr. R.M.J.M. de Greef, kantoorhoudende te Amsterdam.
1.Het verloop van het geding
2.Inleiding en feiten
- de overeenkomst tot collectieve waardeoverdracht tussen het pensioenfonds en PGB, waarin het addendum is verwerkt;
- een notitie van 11 november 2020 van de Projectgroep Transitie over verschillende scenario’s.
AVH wordt mede vanwege de slechte financiële positie door DNB beschouwd als een kwetsbaar fonds. De horizon van AVH als zelfstandig fonds lijkt bovendien kort. Sociale partners hebben de uitdrukkelijke wens de nieuwe opbouw bij PGB onder te brengen. Bij het opnieuw niet doorgaan van de CWO is aannemelijk dat sociale partners hun wens in de nabije toekomst door zullen zetten en de opbouw bij AVH alsnog beëindigen. Als de dekkingsgraad van AVH zich op dat moment onder MVEV[minimaal vereist eigen vermogen, OK]
bevindt (en de kans daarop is groot), treedt artikel 150 Pw in werking en zal AVH de pensioenverplichtingen (binnen een door DNB te stellen termijn) moeten overdragen aan een andere pensioenuitvoerder. Daarbij speelt een rol dat de mogelijkheden voor overdracht van de pensioenverplichtingen voor een gesloten pensioenfonds beperkter zijn dan voor een fonds waarbij ook de opbouw van de actieven meegaat naar de nieuwe pensioenuitvoerder. De enige mogelijkheid om een gedwongen overdracht te voorkomen is het toepassen van een grote korting zodat het fonds voldoet aan het MVEV. Dit is daarmee een realistisch scenario als de CWO geen doorgang zou vinden.
(…)
DNB heeft de aangeleverde kwantitatieve onderbouwing als voldoende plausibel beoordeeld. Het is primair aan het bestuur om de evenwichtigheid hiervan te wegen. Daarbij heeft het bestuur gekeken naar mogelijkheden om de gevolgen voor gepensioneerden te verzachten door kortingen te spreiden. De RvT – die als wettelijke taak heeft om evenwichtigheid in ogenschouw te nemen – heeft de berekeningen gezien en ingestemd met de CWO.
Op dit moment is nog onzeker wat er in de definitieve wetgeving over het nieuwe pensioencontract zal staan en of deze wordt aangenomen door het parlement. Hierover bestaat nog politieke onzekerheid tot dat de wet is gepubliceerd in de Staatscourant, wat naar verwachting van het Ministerie van SZW op 1 januari 2022 het geval is. Het is daarom bestuurlijk lastig om vandaag in te schatten wat de mogelijke toekomstige impact van een overstap naar het nieuwe pensioencontract over enkele jaren is.
DNB constateert dat in 2020 een beperkt selectietraject heeft plaatsgevonden, waarbij het startpunt de uitkomst van het in 2019 doorlopen, uitgebreide selectietraject is geweest. Gegeven de grote impact van de overgang naar PGB op de opgebouwde aanspraken mag van het bestuur verwacht worden dat zij zich ervan vergewist dat PGB daadwerkelijk het enige realistische alternatief is. Het bestuur heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat een nieuw onderzoek niet tot nieuwe conclusies zou hebben geleid.