ECLI:NL:GHAMS:2020:3756

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2020
Publicatiedatum
6 januari 2021
Zaaknummer
23-003752-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal van een boot met oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1971 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor diefstal van een boot. De tenlastelegging betrof de periode van 19 tot en met 24 augustus 2019, waarin de verdachte samen met anderen een boot heeft weggenomen die toebehoorde aan een ander. De verdachte stelde dat hij ervan uitging dat de boot geen eigenaar had, maar het hof oordeelde dat dit niet aannemelijk was. De boot was voorzien van een vignet van Waternet, waardoor de eigenaar eenvoudig te achterhalen was. Het hof oordeelde dat de verdachte het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening had en dat de diefstal wettig en overtuigend bewezen was. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd, en de verdachte werd veroordeeld tot 1 dag gevangenisstraf en 50 uur taakstraf, waarvan 25 uur voorwaardelijk. Het hof hield rekening met het feit dat de boot in verbeterde staat was teruggekomen bij de rechtmatige eigenaar, maar dit rechtvaardigde niet dat er geen straf werd opgelegd, gezien de recidive van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003752-19
datum uitspraak: 16 november 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 oktober 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-213075-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
adres: [adres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 19 augustus 2019 tot en met 24 augustus 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een boot, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen boot onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarin slechts een opsomming van bewijsmiddelen is opgenomen.
Bewijsoverweging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte er van uitging dat de boot geen eigenaar had toen hij deze wegnam en dat hij hier goede redenen voor had. Daarom kan niet worden bewezen dat de verdachte oogmerk had op de
wederrechtelijketoe-eigening van de boot en moet de verdachte vrijgesproken worden van het hem tenlastegelegde.
In beginsel moet men er van uitgaan dat een roerende zaak die door mensenhand is gemaakt en enige handelswaarde vertegenwoordigt aan iemand toebehoort. Dat de boot er enigszins verwaarloosd uitzag, rechtvaardigt niet de opvatting dat de boot niet aan iemand toebehoorde. Bovendien was het vaartuig voorzien van een vignet van Waternet, met daarop een uniek nummer. Op basis van dit nummer kon de politie, door navraag bij Waternet, gemakkelijk achterhalen wie de eigenaar van de boot was. De verdachte mocht er daarom niet vanuit gaan dat de boot geen eigenaar had, maar desondanks heeft hij de boot weggenomen.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat de verdachte ten tijde van het wegnemen van de boot het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening had. Het hof acht de tenlastegelegde diefstal daarom wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 19 augustus 2019 tot en met 24 augustus 2019 te Amsterdam een boot die toebehoorde aan [slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder feit 1 bewezenverklaarde veroordeeld tot 1 dag gevangenisstraf, 50 uur taakstraf subsidiair 25 dagen hechtenis, waarvan 25 uur taakstraf subsidiair 12 dagen hechtenis voorwaardelijk.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsvrouw heeft bepleit dat aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd, subsidiair dat uitsluitend een voorwaardelijke straf wordt opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft mede ten aanzien van de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een boot. Hij heeft er op die manier blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van de gedupeerde.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 oktober 2020 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld voor vermogensdelicten, hetgeen in zijn nadeel weegt. Uit dit uittreksel blijkt tevens dat de verdachte op 10 oktober 2014 ter zake van diefstal is veroordeeld tot een taakstraf, die ook door de verdachte is verricht. Gelet daarop is artikel 22b, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht (het zogeheten taakstrafverbod) van toepassing.
In het voordeel van de verdachte houdt het hof rekening met het feit dat de boot in verbeterde staat is teruggekomen bij de rechtmatige eigenaar. Gelet op de recidive van de verdachte en de ernst van het feit rechtvaardigt deze omstandigheid echter niet dat er in het geheel geen (onvoorwaardelijke) straf wordt opgelegd, zoals door de raadsvrouw bepleit.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf en taakstraf zoals door de politierechter opgelegd en door de advocaat-generaal gevorderd passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) dag.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
25 (vijfentwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
12 (twaalf) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. N.A. Schimmel en mr. J. Piena, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker en L. Muyselaar, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 november 2020.