ECLI:NL:GHAMS:2020:3755

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2020
Publicatiedatum
6 januari 2021
Zaaknummer
23-004216-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging van politieagenten en bezit van traangas door verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1993, werd beschuldigd van het beledigen van een politieagent en het voorhanden hebben van traangas. De tenlastelegging omvatte grove beledigingen aan het adres van de agent, die plaatsvonden op 14 mei 2018 in Amsterdam. De verdachte had zich uitzonderlijk grof uitgelaten, met beledigende en kwetsende taal. Daarnaast had zij een busje traangas in haar bezit, wat valt onder de Wet wapens en munitie. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte schuldig is aan de tenlastegelegde feiten en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,00, te betalen in vijf maandelijkse termijnen. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, het gedrag van de verdachte en haar eerdere veroordelingen voor vergelijkbare feiten. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke geldboete werd nietig verklaard, omdat de oproeping niet op de juiste wijze was betekend.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004216-19
datum uitspraak: 16 november 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 24 september 2019 in de strafzaak onder de parketnummers 13-103643-18 en 13-197228-17 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 14 mei 2018 te Amsterdam opzettelijk een ambtenaar, [verbalisant] (hoofdagent van politie Eenheid Amsterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: - "Sukkel" en/of - "Wat moet je dan kanker flikker dat je er bent, loop naar je kanker moer, ik hoop dat je kanker krijgt" en/of - "Je staat met je lul tegen me aan, lekker he, kanker-homo" en/of - "Je kankermoeder moet dood, ik hoop dat je kanker-kinderen kanker krijgen en dood gaan aan kanker" en/of - "Ik hoop dat je balkanker krijgt en dood gaat kanker-flikker", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2.
zij op of omstreeks 14 mei 2018 te Amsterdam een busje traangas (merk KO), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof ten aanzien van de strafoplegging en de vordering tenuitvoerlegging tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij op 14 mei 2018 te Amsterdam opzettelijk een ambtenaar, [verbalisant] (hoofdagent van politie Eenheid Amsterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen:
- " Sukkel" en
- " Wat moet je dan kanker flikker dat je er bent, loop naar je kanker moer, ik hoop dat je kanker krijgt" en
- " Je staat met je lul tegen me aan, lekker he, kanker-homo" en
- " Je kankermoeder moet dood, ik hoop dat je kanker-kinderen kanker krijgen en dood gaan aan kanker" en
- " Ik hoop dat je balkanker krijgt en dood gaat kanker-flikker";
2.
zij op 14 mei 2018 te Amsterdam een busje traangas (merk KO), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met een weerloosmakende en traanverwekkende stof van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder feit 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 50 uur, te vervangen door 25 dagen hechtenis indien niet naar behoren verricht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman heeft bepleit dat aan de verdachte een geldboete van € 740,00 (te voldoen in twaalf maandelijkse termijnen) wordt opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belediging van een ambtenaar in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening. Dit getuigt niet alleen van onbeheerst gedrag, maar ook van gebrek aan respect voor het openbaar gezag. Zij heeft zich daarbij bovendien uitzonderlijk grof en aanstootgevend uitgelaten. Daarnaast heeft de verdachte een busje traangas voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van wapens kan in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengen en een gevoel van onveiligheid in de samenleving veroorzaken.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 oktober 2020 is zij eerder onherroepelijk veroordeeld voor wederspannigheid en belediging van een ambtenaar in functie. Het hof weegt dit in het nadeel van de verdachte mee.
Voor soortgelijke strafbare feiten worden doorgaans (forse) geldboetes opgelegd of taakstraffen in het geval, zoals bij de verdachte, sprake is van recidive. De raadsman en de verdachte hebben ter terechtzitting naar voren gebracht dat de verdachte inmiddels in België woont, hetgeen het uitvoeren van een taakstraf ernstig bemoeilijkt. In afwijking van de vordering van de advocaat-generaal zal het hof daarom een geldboete opleggen. De door de raadsman bepleite hoogte van de geldboete doet echter onvoldoende recht aan de ernst van de feiten.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van € 1000,00, te betalen in vijf maandelijkse termijnen, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14h, 14i, 14j, 23, 24, 24a, 24c, 57, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging 13-197228-17

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 29 maart 2018 opgelegde voorwaardelijke geldboete van 300,- euro subsidiair 6 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal en de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de vordering tot tenuitvoerlegging.
Het hof heeft geconstateerd dat de ‘oproeping vordering tenuitvoerlegging’ voor het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg niet op de juiste wijze is betekend. Uit het dossier is daarnaast niet gebleken dat de verdachte in hoger beroep is opgeroepen voor de behandeling van de vordering tenuitvoerlegging. Het hof zal de oproeping ter zake van de vordering tenuitvoerlegging daarom nietig verklaren.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 1.000,00 (duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de
geldboetemag worden voldaan in
5 (vijf) termijnenvan
1 maand, elke termijn groot

200,00 (tweehonderd euro).
Verklaart de oproeping ter zake van de vordering tenuitvoerlegging in eerste aanleg met parketnummer 13-197228-17 nietig.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. N.A. Schimmel en mr. J. Piena, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker en L. Muyselaar, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 november 2020.