ECLI:NL:GHAMS:2020:3754

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2020
Publicatiedatum
6 januari 2021
Zaaknummer
23-000188-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen opzetheling van een auto met een gestolen goed

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Pakistan in 1995, was als bijrijder in een auto betrokken die op 31 oktober 2019 in Alkmaar werd gevolgd door twee opvallende dienstvoertuigen. De auto, een Mercedes, was eerder gestolen en de verdachte en zijn medeverdachte hebben deze auto voorhanden gehad, terwijl zij wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem had veroordeeld tot tien weken gevangenisstraf voor opzetheling. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan medeplegen van opzetheling. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en legde de verdachte dezelfde straf op als eerder door de politierechter was opgelegd, met inachtneming van de ernst van het feit en de recidive van de verdachte. De verdachte had eerder al veroordelingen voor vermogensdelicten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000188-20
datum uitspraak: 16 november 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 20 januari 2020 in de strafzaak onder parketnummer 15-262089-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Pakistan) op [geboortedag] 1995,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 31 oktober 2019 te Alkmaar, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een auto (met kenteken [kenteken]) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs hadden moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewijsoverweging en het gebruik van andere bewijsmiddelen komt.

Bewijsoverweging

Volgens de raadsman kan niet worden bewezen dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de auto wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze van diefstal afkomstig was. Zijn gebruik van het zwijgrecht rechtvaardigt daarnaast niet de conclusie dat de verdachte geen antwoord heeft op de tegen hem gerezen beschuldiging hieromtrent. De verdachte moet daarom worden vrijgesproken.
Uit de aangifte in het dossier blijkt dat de Mercedes met kenteken [kenteken] in de periode gelegen tussen 25 oktober 2019 om 19:00 uur en 26 oktober 2019 om 11:00 uur is gestolen. Op 31 oktober 2019 rijden de medeverdachte, als bestuurder, en de verdachte, als bijrijder, in deze Mercedes. Toen de auto werd gevolgd door twee opvallende dienstvoertuigen, is deze auto abrupt en onlogisch van richting veranderd. In plaats van rechtsaf te slaan (richting de Kennemerstraatweg/bebouwde kom) waarvoor de auto richting aangaf, werd plots linksaf geslagen, waardoor de auto weer in de richting van de A9 reed, waar hij zojuist vandaan was gekomen.
Bovenstaande feiten en omstandigheden zijn naar het oordeel van het hof redengevend voor het bewijs van het ten laste gelegde, terwijl de verdachte geen aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven. De verdachte heeft zich bij het politieverhoor op zijn zwijgrecht beroepen, terwijl hij zowel in eerste aanleg, als in hoger beroep niet is verschenen op het onderzoek ter terechtzitting. Het hof acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich in vereniging met de medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan opzetheling van de Mercedes.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 31 oktober 2019 te Alkmaar, tezamen en in vereniging een goed, te weten een auto met kenteken [kenteken], voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wisten, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzetheling.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor de in eerste aanleg onder feit 1 bewezenverklaarde opzetheling veroordeeld tot tien weken gevangenisstraf.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft ten aanzien van de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan de opzetheling van een auto die gestolen is van de rechtmatige eigenaar, recht voor het huis waar hij woonachtig is. De diefstal van auto’s veroorzaakt overlast en schade voor de gedupeerden en doet af aan het gevoel van veiligheid in de samenleving. Door de auto te helen heeft de verdachte bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen goederen en daarmee aan deze verwerpelijke praktijk in het algemeen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 oktober 2020 is hij eerder ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld. Het hof weegt dit in het nadeel van de verdachte mee.
Gelet op de ernst van het feit en de recidive van de verdachte kan niet worden volstaan met een andere dan een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tien weken passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 47 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. N.A. Schimmel en mr. J. Piena, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker en L. Muyselaar, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 november 2020.