ECLI:NL:GHAMS:2020:3753

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 oktober 2020
Publicatiedatum
6 januari 2021
Zaaknummer
23-000185-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal in vereniging met strafoplegging en bewijsvoering

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1988, werd beschuldigd van winkeldiefstal in vereniging, gepleegd op 13 augustus 2018 te Amsterdam. De tenlastelegging betrof het wegnemen van oordopjes van het merk JBL uit een winkel, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte handelde. Tijdens de zittingen op 4 en 18 september 2020 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal in vereniging, ondanks het verweer van de raadsman dat de verdachte alleen had gehandeld. Het hof achtte de bewijsmiddelen overtuigend en verklaarde de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten.

De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, waarvan een week voorwaardelijk. In hoger beroep werd de straf heroverwogen. Het hof hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte. De verdachte had haar leven een positieve wending gegeven, had een baan en was bezig met het aflossen van schulden. Gezien deze positieve ontwikkelingen besloot het hof om een taakstraf van 30 uur op te leggen, naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één dag. De vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf werd ook behandeld, maar het hof besloot in plaats daarvan een taakstraf op te leggen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte veroordeelde tot de opgelegde straffen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000185-19
datum uitspraak: 2 oktober 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 9 januari 2019 in de strafzaak onder de parketnummers 13-160520-18 en 15-224503-15 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 en 18 september 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zij op of omstreeks 13 augustus 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, oordopjes (merk: JBL), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [winkel] (filiaal [adres 2]), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd wegens doelmatigheidsredenen.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft bepleit dat de verdachte partieel moet worden vrijgesproken van medeplegen, nu zij de diefstal alleen heeft gepleegd.
Het hof overweegt dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte de wegnemingshandeling heeft verricht, door in de winkel de oordopjes uit de verpakking te halen en onder haar kleding te verstoppen. De medeverdachte heeft tijdens die manoeuvre vlak naast de verdachte op de uitkijk gestaan en heeft, nadat de verdachte de oordopjes wegnam, daarna de lege verpakking onder een stelling geschoven en aldus aan het zicht onttrokken. Hieruit blijkt dat zij tijdens de diefstal nauw en bewust hebben samengewerkt. De verdachte heeft zich op die manier schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging. Het hof verwerpt het verweer van de raadsman.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 13 augustus 2018 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander oordopjes (merk: JBL), die aan [winkel] (filiaal [adres 2]) toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, waarvan een week voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van een week.
De raadsman heeft bepleit dat aan de verdachte een taakstraf van 40 uur en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van een week wordt opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit, dat naast materiële schade ook hinder veroorzaakt voor het gedupeerde winkelbedrijf. Bovendien heeft de verdachte inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het desbetreffende winkelbedrijf.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 18 augustus 2020 is zij meermaals eerder ter zake van winkeldiefstallen onherroepelijk veroordeeld.
Gelet op de recidive van de verdachte, is de door de politierechter opgelegde straf in beginsel passend. Ter zitting in hoger beroep is echter gebleken dat de verdachte haar leven een positieve wending heeft gegeven. Zij heeft een baan gevonden en is bezig met een opleiding. Ook is zij haar schulden aan het aflossen. Uit haar justitiële documentatie blijkt niet dat zij na het onderhavige strafbare feit opnieuw met justitie in aanraking is gekomen.
Het hof ziet geen noodzaak voor het bepalen van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke straf. Nu de verdachte al ruim twee jaar niet meer met justitie in aanraking is geweest, zal het hof, anders dan door de advocaat-generaal gevorderd, geen voorwaardelijke straf opleggen. In de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte ziet het hof aanleiding om aan de verdachte een taakstraf op te leggen. Nu het taakstrafverbod van toepassing is, zal het hof daarnaast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van een dag en een taakstraf van 30 uur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het Openbaar Ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 1 februari 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Het hof zal, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf van hierna te melden duur gelasten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) dag.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 1 februari 2016 met parketnummer 15-224503-15, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 1 week, een
taakstrafvoor de duur van
14 (veertien) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S.M.M. Bordenga, mr. M.J.A. Plaisier en mr. M. Iedema, in tegenwoordigheid van mr. S. van Gennip, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 oktober 2020.
mr. S. van Gennip is buiten staat dit arrest te ondertekenen.