In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 december 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X], tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. De zaak betreft de waarde van een onroerende zaak, gelegen te [Z], die door de heffingsambtenaar was vastgesteld op € 347.500 voor het kalenderjaar 2017. Na bezwaar van belanghebbende handhaafde de heffingsambtenaar deze waarde en de bijbehorende aanslag onroerendezaakbelasting. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 18 november 2020 hebben partijen een compromis bereikt. De waarde van de woning werd verlaagd tot € 330.000, en de aanslag onroerendezaakbelasting werd dienovereenkomstig verminderd. Tevens werd de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 2.750,26. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep gegrond, waarbij de heffingsambtenaar ook het door belanghebbende betaalde griffierecht moest vergoeden.
De uitspraak is gedaan door de derde meervoudige belastingkamer van het Gerechtshof Amsterdam, en is openbaar gemaakt op 8 december 2020. Tegen deze uitspraak staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden, binnen zes weken na de verzenddatum.