Uitspraak
mr. H.P. Plas, kantoorhoudende te Utrecht,
mr. E.N. Mulder, kantoorhoudende te Nijkerk,
[A],
[B],
4 [C] ,
[D],
mr. E.N. Mulder, kantoorhoudende te Nijkerk.
1.Het verloop van het geding
- verzoekster met Oogcontact;
- verweerster met Multihulp;
- belanghebbende sub 1 met BTWH;
- belanghebbende sub 2 met [A] ;
- de belanghebbenden gezamenlijk met de belanghebbenden;
- verweerster en belanghebbenden gezamenlijk met Multihulp c.s.
2.De feiten
3.De gronden van de beslissing
at arm’s lengthzijn en wanneer binnen Multihulp wordt besloten over rechtshandelingen met BTWH dient BTWH daarbij niet betrokken te zijn. Of deze zorgvuldigheidseisen in voldoende mate in acht zijn genomen bij het aangaan van de managementovereenkomst tussen Multihulp en BTWH, de onderaannemingsovereenkomst en de dienstverleningsovereenkomst tussen Multihulp en BTWT is onduidelijk gebleven. Deels lijkt aannemelijk dat dit niet het geval is. Over de totstandkoming van de (kennelijk niet schriftelijk vastgelegde) managementovereenkomst is geen informatie verstrekt. Wat de overeenkomsten met BTWT betreft heeft BTWH ter zitting laten weten dat de onderhandelingen namens Multihulp door [A] zijn gevoerd. Bij de onderaannemingsovereenkomst strookt dat met de aanhef en ondertekening ervan, maar hoe de financiële voorwaarden van die overeenkomst, in het bijzonder de hoogte van de inhouding, tot stand zijn gekomen is onduidelijk. Daarbij verdient opmerking dat volgens artikel 4.1 van die overeenkomst BTWT aan Multihulp een vergoeding verschuldigd is, maar dat de bijlage waarin die zou zijn vervat, ontbreekt en ook na navraag door de Ondernemingskamer niet is overgelegd. Wat de dienstverleningsovereenkomst betreft volgt uit de aanhef en de ondertekening daarvan dat Multihulp bij het aangaan ervan niet alleen door [A] maar ook door [G] werd vertegenwoordigd, terwijl BTWT door [H] werd vertegenwoordigd. De bestuurders en aandeelhouders van BTWH, [H] en [G] waren daardoor aan beide zijden betrokken, hetgeen niet overeenstemt met eerdergenoemde zorgvuldigheidsnormen. Dat klemt temeer, nu deze overeenkomst wel duidelijke financiële afspraken bevat. Ook dit levert een gegronde reden op om aan een juist beleid of een juiste gang van zaken te twijfelen. Overigens wreekt zich ook hier de afwezigheid van een onafhankelijke raad van commissarissen, nu de wet en de statuten van Multihulp in het kader van een tegenstrijdig belang dan wel potentiële belangenverstrengeling een rol toedelen aan de raad van commissarissen.
.Zij vermoedt dat daardoor zorggelden als verkapt dividend aan BTWH worden doorgesluisd. Volgens Oogcontact was als gevolg van die vergoedingen het percentage van de totale overheadkosten van Multihulp op basis van de totale zorggelden in 2018 29,6%, in 2019 30,2% en is dit voor 2020 begroot op 30,6% (en een nog veel hoger percentage indien als grondslag niet de volledige door Multihulp gegenereerde omzet als basis zou worden genomen, maar slechts de 90% door BTWT aan Multihulp doorbetaalde omzet, zoals Multihulp c.s. ten onrechte doen). Dat percentage overhead is volgens haar veel te hoog: uit onderzoek van Berenschot blijkt dat overheadkosten van verpleeghuizen, verzorgingshuizen en thuiszorgorganisaties in de periode 2011-2017 gemiddeld zijn gestegen van 16,3% naar 17,1%. Multihulp c.s. bestrijden dat de overheadkosten onnodig hoog zijn. Zij betogen dat de overheadkosten in 2019 22,5% bedroegen, maar dat dat percentage genuanceerd moet worden omdat in 2018 de kosten van drie medewerksters aan de overhead zijn toegevoegd en omdat indirecte kosten, waaronder die van een tolk, ook onder overhead zijn opgenomen, zodat het – gecorrigeerd voor die factoren – in 2019 in feite om 17,04% gaat. Multihulp c.s. achten het Berenschot-rapport niet representatief omdat het betrekking heeft op slechts 22% van de ondernemingen in de branche, met gemiddeld € 25 miljoen omzet, terwijl de omzet van Multihulp slechts € 2,5 miljoen is. Daartegenover heeft Oogcontact erop gewezen dat de totaalomzet van de BTW-ondernemingen circa € 30 miljoen is.
due diligencevoorafgaand aan het verwerven van haar aandelen minst genomen opvallend was. Het onderzoek naar de informatieverschaffing aan Oogcontact mag daarom beperkt blijven.
die een aandeelhouder zichzelf stelt om te onderzoeken of hij/zij risico’s loopt en hoe om te gaan met die risico’s” en waarin tevens is onderzocht of Multihulp zelfstandig verder kan gaan op basis van de huidige gegevens. Op basis van dat rapport heeft Oogcontact in twijfel getrokken of BTWT van alle zorggelden (inclusief bonussen) die zij vanwege de door Multihulp verrichte diensten ontvangt, wel daadwerkelijk 90% aan Multihulp doorbetaalt. Dat komt omdat bepaalde gehanteerde tarieven, met name die voor persoonlijke verzorging en verpleging, althans volgens Bantarkaso, lager zijn dan de tarieven die de Nederlandse Zorgautoriteit rekent. Multihulp c.s. hebben daar tegenover gesteld dat Oogcontact geen idee heeft van alle werkzaamheden die binnen een zorgonderneming moeten worden verricht en de complexiteit daarvan. Zij wijzen erop dat Bantarkaso uitgaat van een (door de ondernemingsraad, de cliëntenraad en de andere aandeelhouders ongewenst) verzelfstandigingsscenario, terwijl de gemeente Enschede (waar Multihulp is gevestigd) indertijd juist heeft aangedrongen op aansluiting bij de BTW-groep. Verder menen zij dat het advies ondermaats is omdat op tal van onderdelen achterhaalde financiële uitgangspunten worden gehanteerd. Zo rekent Bantarkaso met afzonderlijke tarieven, terwijl er inmiddels al enkele jaren binnen de Zorgverzekeringswet integrale tarieven gelden, wordt een product als “verpleging en verzorging” niet meer gebruikt op de wijze die dat advies noemt en wordt van salarissen uit de CAO VVT 2017 uitgegaan, terwijl die inmiddels (inclusief vakantiegeld en eindejaarsuitkering) honderden euro’s hoger liggen. In het licht van dit – door Oogcontact onvoldoende weerlegde – verweer ziet de Ondernemingskamer op dit onderdeel (dat ook niet de hoogte van de overheadkosten betreft) geen gegronde reden voor twijfel aan een juist beleid of een juiste gang van zaken.