ECLI:NL:GHAMS:2020:36
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Klacht tegen gerechtsdeurwaarder over beslaglegging en onterechte kosten
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht van een appellant (hierna: klager) tegen een gerechtsdeurwaarder. Klager had eerder een klacht ingediend bij de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, die deze op 28 mei 2019 ongegrond had verklaard. Klager was van mening dat de gerechtsdeurwaarder onterecht beslag had gelegd terwijl er een betalingsregeling liep en dat er onnodige kosten in rekening waren gebracht. De gerechtsdeurwaarder had geen verweerschrift ingediend, maar was wel verschenen ter zitting op 31 oktober 2019.
Het hof heeft de feiten samengevat en vastgesteld dat de gerechtsdeurwaarder belast was met de tenuitvoerlegging van twee vonnissen uit 2015. Klager had een incasso-opdracht gegeven aan de gerechtsdeurwaarder, maar was in gebreke gebleven met de betalingsregeling. Het hof oordeelde dat de gerechtsdeurwaarder gerechtigd was tot beslaglegging, omdat klager de betalingsregeling niet was nagekomen. Klager had ook geklaagd over het niet geven van inzage in het beslag dat onder de Sociale Dienst was gelegd, maar het hof oordeelde dat de gerechtsdeurwaarder op verzoeken om informatie had gereageerd en dat klager niet duidelijk had gemaakt welke informatie nog ontbrak.
De klachtonderdelen van klager werden ongegrond verklaard. Het hof bevestigde de beslissing van de kamer en oordeelde dat er geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van de gerechtsdeurwaarder was gebleken. Klager werd niet-ontvankelijk verklaard in een nieuw klachtonderdeel dat hij in hoger beroep had ingebracht, omdat dit in strijd was met de goede procesorde. De beslissing van het hof werd openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 14 januari 2020.